De Ronde komt…

Gezocht: een supporterspetje (mag al gedragen zijn)  bij voorkeur van Tom Boonen, Greg Van Avermaet of Philippe Gilbert, maat 46 of groter. Alsook een Vlaamse leeuwenvlag met bijhorende stok van minimaal 2 meter lengte. Als het echt niet anders kan is een petje van Eddy Merckx of Lucien van Impe ook goed. Ik wil namelijk klaar zijn als volgend jaar “Vlaandrens mooiste” onze stad de eer aandoet haar straten te kruisen. Vlag en klakske is het absolute minimum dat spreekt vanzelf, want  elke sportliefhebber die zichzelf een beetje respecteert mag op deze sportieve hoogdag vestimentair niet uit de boot vallen.

Sinds vorige week weten we dat onze burgemeester een nieuwe mogelijkheid heeft aangegrepen om het imago van deze stad op te krikken. Met onverdroten en onweerlegbaar oprechte ijver heeft hij er namelijk voor gezorgd dat Aalst in de nabije toekomst niet alleen de meest charmante want dat waren we al naar eigen zeggen, maar ook de meest sportieve van alle Vlaamse centrumsteden wordt. Om dat laatste doel te bereiken zal Aalst de komende drie jaar opgenomen worden in het nogmaals vernieuwde parcours van de Ronde van Vlaanderen. Of die opname met enig geschuif van gemeentelijke  fondsen zal gepaard gaan en zo ja hoeveel, is niet duidelijk. Maar gezien de Ronde geheel vermarkt werd sinds ze in de grijpgrage klauwen van Wouter Vandenhaute terechtkwam, het lot van elk groot geprivatiseerd sport evenement trouwens, valt dit zeker niet uit te sluiten.

Of er met die doortocht nu geld gemoeid is of niet, het idee dat een éénmalige passage van een wielerwedstrijd, het mag dan nog Vlaandrens mooiste zijn, een bijdrage levert tot het  sportieve imago van een stad, is op zijn minst bizar te noemen. Laten we wel wezen, één enkele passage zal ongeacht het parcours hooguit enkele minuten in beslag nemen. In en rond Aalst valt er ook geen enkele geografische verhevenheid, in Vlaanderen al gauw “berg” geheten, te bespeuren en geen enkele kasseistrook, hoe ellendig het wegdek er ook mag bijliggen, spreekt tot de verbeelding van de kenners onder ons. Sportief gezien is die passage dus gedoemd om anoniem in de plooien van het geheel op te gaan. Een sportieve slag in de lucht. Kilometers malen und kein ende. Renners die in een rotvaart voorbijflitsen, toeschouwers die vragen “ejje em gezing” of die aanmoedigend in het wilde weg ” allez Greg, Flip” of een andere wielergodheid aanroepen en veel bier en worst…meer is het niet. En dan rijst ook de vraag wanneer dat zal gebeuren. Plant men de doortocht vroeg in de wedstrijd, dan wordt het helemaal noppes. Komt de doortocht later, bijvoorbeeld in de aanloop naar de finale in de heuvelachtige Vlaamse Ardennen, zullen we voornamelijk worden vergast op wat helikopterbeelden al of niet vergezeld van belegen commentaar over “carnavalsstad Aalst” van Wuyts en De Cauwer, de Don Quijote en Sancho Panza uit de sportjournalistiek. Hoe dan ook, de inkt van de kandidatuur was amper opgedroogd of zowel schepen Uyttersprot als Van De Steen deelden via de lokale pers in het enthousiasme van onze burgemeester. Mevrouw Uyttersprot vond dat de doortocht een feest kon worden dat de Aalstenaars op het lijf geschreven was en schepen Van de Steen had al enkele pleinen in gedachten waar dat volksfeest best te organiseren viel. Raar dat voor onze beleidsmakers het ene volksfeest blijkbaar het andere niet is. Al sinds een eeuwigheid wordt de vraag om een plein af te bakenen waar carnaval op een meer traditionele manier kan gevierd worden, om diverse redenen steevast naar de prullenmand verwezen. Het voorstel is te duur, te gevaarlijk, technisch of organisatorisch niet mogelijk en ga zo maar door…Maar voor een doortocht van een wielerwedstrijd gelden die bezwaren dus blijkbaar niet. Mensen met een verdorven geest, waar we onszelf voor alle duidelijkheid (nog) niet toe rekenen, zouden kunnen denken dat men bij een bepaald soort volksfeest veeleer het neerpoten van vip-tenten in gedachten heeft,  waar patjepeeërs van diverse pluimage zich onder het nuttigen van allerlei spijs en drank aan elkaar kunnen vergapen. Of zou die plotse inschikkelijkheid eerder gelinkt kunnen zijn aan de geleidelijk in het zicht komende gemeenteraadsverkiezing van 2018? Een rondje handjes schudden met het kruim van de maatschappij kan wonderen doen voor het imago van een politicus in kwestie en een vip-tent biedt daarvoor de ideale gelegenheid.

Met dat sportief imago van Aalst is het anders niet al te best gesteld en kan het dus best wat vitamines gebruiken. Laten we er de cijfers van de hier al eerder geciteerde Stadsmonitor 2014 bijhalen, een door de overheid tweejaarlijks uitgevoerde studie die de maatschappelijke ontwikkelingen meet en vergelijkt.  Daarin zien we dat Aalst op gebied van sportbeleving en recreatie op vele zo niet alle vlakken al jaren achterop hinkt in vergelijking met andere centrumsteden. Voor het onderdeel “sportparticipatie” wordt aan een representatief staal van de inwoners gevraagd hoe vaak ze de laatste 12 maanden aan sport hebben gedaan. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier over activiteiten waar beweging centraal staat. Dus uw wekelijkse kaart- of biljartavond komt niet in aanmerking. Aalst haalt voor dit element steevast de laagste participatiegraad van alle centrumsteden in Vlaanderen (38.7% waar het gemiddelde 46.3% is) Sterker nog, sinds 2008 gaat de activiteit in onze stad in dalende lijn. Eenzelfde evolutie is echter ook te zien bij de meeste andere centrumsteden, dus die trend lijkt eerder een teken des tijds te zijn. Aalst scoort in elk geval slechter dan alle andere steden en de achterstand vergroot alleen maar.

Hetzelfde beeld ziet men wanneer men peilt naar “tevredenheid over het aanbod sport en recreatie”, of waar het aanbod aan sport- en recreatie-infrastructuur wordt gemeten.Ook hier draagt Aalst de rode lantaarn (62.5% met een gemiddelde van 71.2%). De studie vermeld er voor alle duidelijkheid bij dat “deze indicator wordt best samen gezien met de andere indicatoren inzake positieve uitstraling van de stad en bevordering van sport en spel”, m.a.w. het sportieve imago van onze stad wordt hier te kijk gezet. Het beeld wordt ronduit dramatisch wat betreft de speelruimte in de stadswijken. De studie zegt er zelf bij dat de ” speelruimte in de wijk vooral iets zegt over de kwaliteit van de dagelijkse woon- en leefomgeving in de stad”. Aalst scoort hier weer bijzonder slecht met een score van 36% waar het gemiddelde voor 10 centrumsteden 63% bedraagt, bijna het dubbele dus. Elke Aalstenaar die een beetje vertrouwd is met zijn stad zal dat  gebrek aan recreatieve zones beamen. Waar vindt men bvbd. een basketveld of ander sport- of speelplein in de stad? Veel beterschap valt er trouwens in de nabije toekomst op dit gebied niet te verwachten. De meeste zo niet alle mij bekende recente  bouwprojecten, hetzij nieuw of als renovatie maken geen melding van enige sport- of recreatievoorziening. Deze stad zet volop in op het aantrekken van jonge en kapitaalkrachtige gezinnen, maar wat er naderhand met de kinderen moet gebeuren is blijkbaar niet de zorg van de  projectontwikkelaars noch onze bestuurders. In de loop der jaren zijn zowel op linker- als op rechteroever, de groene zones uit mijn jeugd zonder uitzondering verdwenen, ingenomen door nieuwbouw, woonwijken, shoppingcentra etc. en er is niets voor in de plaats gekomen. Voor de Aalsterse jeugd rest er tegenwoordig buiten de sportvelden op de Osbroek site en het Stadspark weinig alternatief om op een veilige manier en binnen loopafstand van hun woonplaats aan sport te doen, onbezorgd te ravotten of om gewoonweg buiten te zijn.

De verbale stoerdoenerij over het sportieve imago van deze stad dat recent weerklonk vanuit de hoogste verdieping van het Nieuw Administratief Centrum, wordt dus niet bevestigd in de realiteit. In vergelijking met andere centrumsteden telt Aalst veel te weinig sport- en recreatiemogelijkheden en is dus helemaal niet de sportieve stad zoals die wordt voorgesteld. De nakende ingebruikname van het mega sportcentrum op de voormalige Schotte site is ongetwijfeld een stap in de goede richting en zal de ratings gehanteerd in de Stadsmonitor wel wat opkrikken, maar het centrum is echter voornamelijk gericht op het beoefenen van minder populaire sporten zoals gevechtssporten, turnen en dans. Op zichzelf een goede zaak, maar door in te zetten op die specificiteit rijst de vraag of dit centrum niet eerder  sporters van buiten Aalst zal ten goede komen. Wat we nodig hebben is een beleid in de breedte en in de diepte dat focust op het te baat nemen van elke gelegenheid om het  sport-en recratieaanbod uit te breiden en dat voor iedereen permanent toegankelijk te maken, in tegenstelling tot éénmalige of in de tijd beperkte maatregelen.  Bij gebrek aan een doorgedreven beleid dat focust op een duurzaam uitbouwen van de sport- en recreatiemogelijkheden in deze stad zullen de Aalstenaars dus nog wel een tijdje op hun honger blijven zitten. Niemand weet beter dan onze burgemeester dat deze stad nog heel wat werk voor de boeg heeft om de in het verre verleden en op vele gebieden opgebouwde achterstand met andere centrumsteden weg te werken. En ja, er worden stappen gezet en initiatieven genomen om die achterstand in te halen, die ik pakweg een decennium geleden niet voor mogelijk zou hebben gehouden. Spijtig dat een aantal van die initiatieven, die steevast met een hap uit het stadsbudget gaan lopen weinig of geen effect op lange termijn gaan hebben en dus grotendeels hun doel voorbijschieten. Reikhalzend uitkijken naar een voorbijrazend peloton profwielrenners heeft geen enkele invloed op het sportief imago van een stad,net zo min als een editie van Marktrock dat heeft op het culturele imago, als u begrijpt wat ik bedoel. Het mag en moet ten alle tijde, maar mag het ook iets meer zijn?

Discussions — No responses yet