Pikante Kanttekeningen
Met “Pikant! 5 eeuwen cultuurgeschiedenis uitgekleed”, heeft Aalst een culturele manifestatie binnengehaald die ook buiten de stadsgrenzen enige weerklank vindt. Dat mag best, want de laatste decennia slaagde Aalst als middelgrote centrumstad er op cultureel gebied hoegenaamd niet in om de spreekwoordelijke deuk in een pakje boter te slaan. Steden als Mechelen, Kortrijk, Oostende en Genk deden het op dat gebied veel beter en zelfs kleinere centra als Waregem, Turnhout en Oudenaarde lichtten af en toe het culturele radarscherm op. In Aalst daarentegen bleef het hier, op een paar amechtige pogingen na, al die tijd vrijwel donker. De tentoonstelling is een hommage aan de Vlaamse kantindustrie die vijf eeuwen lang een niet onbelangrijk deel uitmaakte van de plaatselijke economische bedrijvigheid en om haar fijnzinnigheid ook in het buitenland werd geprezen. De expo zelf, een mengeling van Vlaamse barokschilderkunst, mode, lingerie en ambachtelijke hoogstandjes, dat laatste veelal het resultaat van noeste en waarschijnlijk onderbetaalde huisarbeid, kan u gaan bekijken in het Waterkasteel van Moorsel, een buiten Aalst vrijwel onbekend renaissancistisch waterslot. Een ietwat misleidende locatie evenwel want het slot zelf, op zichzelf een prachtig gebouw en exact 500 jaar geleden opgericht als buitenverblijf en lustoord voor de abt van de abdij van Affligem, blijft hermetisch afgesloten voor de tentoonstelling en haar bezoekers. Die worden ontvangen in de orangerie, een tijdens de restauratie aan het kasteeldomein toegevoegd banaal gebouw, waarin ook de ondergrondse garage voor de automobielverzameling van de huidige kasteelheer is ondergebracht .
Over het gehalte van de tentoonstelling zelf spreek ik mij hier niet uit. De gustibus is tot nader order nog altijd non disputandum. Wel vermeld ik met plezier dat er een bijzonder mooie Van Dijck te bewonderen valt naast een minder goede Rubens, in elk geval van mindere kwaliteit dan het schilderij van zijn hand in onze St-Martinus kerk, en een paar zeer mooie portretten van onbekende artiesten uit de barokperiode. Minder geslaagd is dat de tentoonstelling afsluit in de ondergrondse garage, waar de bezoeker in een muffe walm van benzinedampen kan genieten van een paar old-timers en wat pikante lingerie. Er zijn ook hedendaagse kantconstructies te ontdekken in de plaatselijke kerk en de aan St Gudula gewijde kapel, waar je een deskundige uitleg over het bewogen leven van de Heilige Gudula kan verwachten van een zeer enthousiaste gids.
Voor u zich naar Moorsel begeeft wil ik u toch nog de goede raad meegeven om indien mogelijk een minder populair bezoek uur uit te kiezen. Al of niet onder invloed van de zeer aanwezige en waarschijnlijk peperdure mediacampagne was het tijdens mijn midweekse bezoek in elk geval vrij druk. Op zichzelf geen probleem natuurlijk, ware het niet dat zo goed als elke bezoeker gebruik maakt van de immer aanwezige persoonlijke audiohulp. Wanneer die, zoals tijdens mijn bezoek het geval was invariabel op maximum volume staan, tovert dat in combine met een hoge bezoekersdensiteit, een kleinere tentoonstellingszaal om tot een grot vol rondfladderende veermuizen. Ook hier leidt het gebruik van audioguides er toe, dat er zoals overal elders ter wereld trouwens, vandaag in musea een tentoongesteld werk meer wordt beluisterd dan bekeken.
Grote man achter deze tentoonstelling, dat hebt u ondertussen wel al ergens gelezen, en meteen ook eigenaar en leverancier van de meest in het oog springende kunstwerken is Fernand Huts, CEO van Katoen Natie en daarnaast ook nog miljardair en notoir kunstverzamelaar. Huts, ook gekend als “de Citizen Kane van Vlaanderen”, toverde het onbeduidende overslagbedrijf met slechts 180 werknemers bij zijn overname in 1981, tot een wereldspeler uit. Met 14.000 werknemers, vestigingen in 40 landen en een omzet van twee miljard vandaag, zal niemand het zakengenie van Fernand in vraag stellen. Die neus voor zaken en de daarmee vergaarde rijkdom etaleert Huts graag en met verve naar de Vlaamse buitenwereld toe. En ook daar is op zichzelf niks mis mee. Een mens hoeft zich niet te schamen voor wat hij met noeste arbeid heeft bereikt, alleen horen daar bij Huts wel wat kritische kanttekeningen bij.
De favoriete manier van Huts om zijn positie als economische Zonnekoning aan de goegemeente te openbaren is kunst. Geen kastelen, exclusieve auto’s of andere in het oog springende materiële uitingen van overvloed, maar wel Rubens, Van Dijck, Vlaamse ex- en impressionisten, Tuymans en een wereldvermaarde collectie archeologisch textiel. Met een geschat aankoopbudget van 8 miljoen per jaar (het S.MA.K. budget is 123.00 Euro), wordt die collectie gestaag aangevuld met enkel topwerken, voor het grootste deel financieel ondergebracht in The Phoebus Foundation, een stichting gevestigd in het belastingparadijs Jersey. Stichtingen in Jersey moet u weten, betalen geen belastingen en dividenden, intresten en royalty’ s zijn er belastingvrij. De familie Huts zelf woont in Kent, niet omdat het gras daar groener is, maar wel om dezelfde fiscale redenen. Louter materieel zijn de werken echter voor het grootste deel te bezichtigen in Antwerpen, waar Huts de vzw headquARTers heeft voor opgericht. Ingewikkelde constructies die wettelijk allemaal in orde zijn en enkel weggelegd voor de groten der aarde, maar die hoe men het ook draait of keert de overheid middelen en fondsen ontzeggen, waar uiteindelijk de gewone man voor opdraait. Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat de naam Huts ook opdook in het schandaal rond de Panama-papers. Verder laat Fernand zich ook graag fotograferen tussen zijn 800.000 vierkante meter groot zonnepaneel park, waarvoor hij jaarlijks ongeveer 13 miljoen subsidie opstrijkt. Een subsidie die voor de gewone man al lang is afgebouwd, maar die Huts wist te verzekeren voor 20 jaar. Slim gespeeld, dat wel, maar een en ander maakt dat de koosnaam Zonnekoning in dit geval zeer toepasselijk is.
Huts ontkent steeds in alle toonaarden dat politiek niet zijn ding is, maar sluiks doet hij in feite niets anders. Naast de evidente zelfverheerlijking, Phoebus is niet voor niets een andere naam voor de zonnegod Apollo, kan deze tentoonstelling gezien worden als een regelrecht pleidooi voor een bepaalde maatschappelijke organisatie waar democratie en sociale emancipatie ver te zoeken zijn. Huts is daarmee niet aan zijn proefstuk toe want zijn vorige tentoonstelling “Voor God en Geld” was in hetzelfde bedje ziek en kon daardoor op bijzonder scherpe kritiek rekenen. In “Voor God en Geld”was de onderliggende thematiek een ode aan het ondernemerschap enerzijds en anderzijds een pleidooi voor een vergaande privatisering van de cultuursector. Wie tussen de lijnen door leest, kan in “Pikant” dan weer een nostalgisch verlangen naar een maatschappij zien doorschemeren, waar uitbuiting en regelrechte slavernij schering en inslag waren. De verschrikkelijke sociale omstandigheden waarin men door de eeuwen heen kant kloste worden niet of nauwelijks belicht, en door de idyllische presentatie van de afgeleverde werkstukken krijgt de bezoeker bedoeld of onbedoeld de indruk dat alles in deze industrietak peis en vree was.
Rode draad en daarmee naar alle waarschijnlijkheid hoofddoel van Huts’ cultuurgerelateerde initiatieven is het kunstmatig opdrijven van het belang en de daarmee samenhangende waarde van zijn privé verzameling. Steeds gesteund door een peperdure publiciteitscampagne en dito aandacht in geschreven en gesproken pers, krijgt elke tentoonstelling vanzelf een aura toebedeeld die de waarde van de getoonde werken automatisch doet stijgen. Daarnaast laat hij ook geen gelegenheid onbenut om de publieke cultuursector in vraag te stellen die volgens hem gewurgd wordt door overdreven regelgeving. De overheid schiet tekort en de redding moet komen van privé-kapitaal. Huts of meer algemeen de privé-ondernemer is de baas en hij bepaalt wat getoond zal worden, wat goed en waardevol is en niemand anders. Vlaams cultuurminister Sven Gatz steunt deze visie volmondig en verwoordt het in De Standaard als volgt: “Tot voor de Tweede Wereldoorlog was het eerder regel dan uitzondering dat privé-kapitaal bijdroeg aan kunst en cultuur. Dankzij een lange naoorlogse groeiperiode werd de overheid de financierder en regelaar van cultuur. Huts knoopt opnieuw aan met de vooroorlogse traditie. Een goed moment, nu de geldelijke adem van de overheid wat amechtiger is geworden”. Ondertussen sijpelt het water door het dak van het Museum voor Schone Kunsten in Brussel en plunderen fiscale gunstmaatregelen voor investeringen in cultuur en andere tax-shelters onze begroting. Maar dat ontgaat de minister blijkbaar.
Het onderscheid tussen belastingen ontwijken en ontduiken is bijwijlen flinterdun en het mag dan ook geen verwondering wekken indien beoefenaars van beide disciplines elkaar met de voornaam aanspreken. Dat zou kunnen verklaren dat de zoektocht van Huts naar een geschikte locatie voor “Pikant” in het Aalsterse terechtkwam bij Willy Michiels. Die is net als Huts ongetwijfeld een vaak en graag geziene figuur in kringen waar financieel gekonkel van allerlei aard eerder een asset is dan een last. Maar waar Huts de grenzen van het toelaatbare aftast maar blijkbaar nooit overschrijdt, kende Michiels beter gekend als “de chipper”, in het verleden minder scrupules bij het opbouwen van zijn fortuin. Kleine Willy begon zijn carrière aan de zijde van zijn vader als beoefenaar van het toen verboden spel “anker en zon”, legde na de Tweede Wereldoorlog de basis voor zijn fortuin door als verkoper van Amerikaanse juke-boxen en werd pas goed multi-miljonair met het invoeren en uitbaten van al of niet illegale bingo’s en andere gokmachines. Michiels liep in de jaren tachtig een eerste keer tegen de lamp toen bleek dat hij een Brusselse politie-inspecteur op de loonlijst had staan die café uitbaters tipte als er een inval ter controle van illegale gokmachines was gepland. De zaak verjaarde evenwel zodat de chipper niet achter de tralies belandde. Dat was evenwel slechts uitstel want een tiental jaren later was het wel prijs. Een hooggeplaatste belastinginspecteur bekende toen dat hij twee miljoen frank had ontvangen, naast ettelijke kisten topwijn en een exclusieve vakantie in de villa van Michiels aan de Zuid-Franse kust, om de nieuwe wet die casino’s en gokspelen aan banden moest leggen te beïnvloeden. Na 50 dagen voorhechtenis en een lange juridische strijd werd Michiels uiteindelijk veroordeeld tot drie jaar voorwaardelijk. Nadien volgden nog enkele verdachtmakingen rond drugshandel en witwaspraktijken, waarbij tijdens een huiszoeking niet direct te verklaren grote sommen cash geld werden gevonden. Om maar te zeggen dat het niet helemaal onterecht is om Michiels als “boef” te omschrijven.
Die jarenlange wandeling over menig duister pad belette Michiels niet om naast een politieke carrière ook nog een vastgoed imperium op te bouwen. Geholpen door een ongebreidelde sponsoring, geen enkele sportclub, vereniging, bond of activiteit klopte tevergeefs aan voor een hap uit de malafide ruif van Michiels, werd hij in 1976 CVP-burgemeester van zijn geboortedorp Kerksken, om een gemeenteraadsverkiezing later burgemeester van fusiegemeente Haaltert te worden. Wegens zijn problemen met het gerecht werd de voordracht als burgervader van de toen al naar de VLD overgelopen Michiels tot tweemaal toe geweigerd door de bevoegde minister. Later, in 2011, werd Michiels definitief als schepen geschorst door Vlaams voogdijminister G. Bourgeois.
In het begin van zijn carrière richtte Michiels ook een kredietmaatschappij op, financierde volop startende cafébazen en wanneer die over kop gingen, nam hij het vastgoed over tegen zeer voordelige prijzen. Later volgde FICO, een investeringsmaatschappij, nu geleid door zijn dochter, die zich specialiseerde in opkopen en het via nieuwbouw rentabiliseren van vastgoed. In het Aalsterse stadscentrum leidde dat tot een aantal miskleunen van formaat, zoals het vervangen van statige burgerhuizen door onpersoonlijke appartementsgebouwen op de Grote Markt, de vernietiging van de voormalige tabaksfabriek ’t Haantje op de Hopmarkt en het Oost-Europees aandoende appartementsblok in de Nieuwstraat (nu kledingwinkel Mexx). Als klap op de vuurpijl was er de illegale constructie van een megalomane manège op het voormalige vliegveld De Kluizen aan de Affligemdreef, pal in een door de stad Aalst zelf in een Gemeentelijk Natuurlijk Ontwikkelingsplan als te vrijwaren omschreven gebied. Michiels kreeg daarbij de steun van de toenmalige Aalsterse stadsdiensten en de bestendige deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen, die tegen alle voorafgaande negatieve adviezen in toch een bouwvergunning afleverde. Dat Michiels bij deze beslissing de hand boven het hoofd werd gehouden door alle partijen inclusief socialisten, zijn dochter was getrouwd met de zoon van Marc Galle, staat buiten kijf. Tot vandaag toe wordt FICO in haar juridische strijd met de omwonenden van de Affligemdreef die al jarenlang protesteren tegen de organisatie van een internationaal jumping tornooi, bijgetreden door de stad tegen haar eigen bewoners in.
De stad zelf sponsorde Pikant! met 5000 Euro. Ongetwijfeld een habbekrats in verhouding tot het totale budget, maar genoeg om burgemeester en schepenen fotografisch te vereeuwigen met de groten der aarde. Hoe die status is bereikt is dan even niet aan de orde. De meerwaardezoekers die eerstdaags een bezoek willen brengen aan dit evenement zijn dus gewaarschuwd. Tussen al het moois dat daar wordt getoond waren spoken rond, en de muffe geur die je in de ondergrondse garage tegemoet komt is misschien niet afkomstig van benzinedampen maar het gevolg van jarenlang gekonkel. Het is daarbij niet onverstandig om even stil te staan bij de totstandkoming van dat alles. In tranen uitbarsten is daarbij niet nodig, maar de wetenschap dat kuiperij nog altijd loont, nodigt toch uit tot enige reflectie.
Jacqui
je deelt mijn gedachten …
over het bedrag 5000 euro en of misschien meer heb ik op de gemeente raad een vraag gesteld …maar ja
knap artikel
Jacqui, een verhelderend artikel! Dank je wel om ons bij de les te houden. Lily
Een zeldzaam kritisch en informatief artikel. Aalst mag u dankbaar zijn.
Jacquy,
Knap artikel! Wat we links en rechts al eens hoorden duidelijk samengevat.
Wat me aan gans dat gedoe rond ‘Pikant’ stoort is dat die heren niet beschaamd zijn om dan nog de hulp in te roepen van vrijwilligers om zich te engageren aan de kassa, de balie of als een ‘echte’ zaaltoezichter.