Aalst Cultuurstad?
Momenteel loopt er op 5 Oost-Vlaamse locaties een tentoonstelling “Die van Aalst” waar een selectie hedendaagse kunst wordt getoond uit de privécollectie van 9 Aalsterse verzamelaars. Curator Jan De Nys wil met dit project de invloed op lokale kunstverzamelingen in beeld brengen van de galeries die in Aalst tussen 1980 en 2010 actief waren. Interessant bijkomend gezichtspunt bij deze tentoonstelling is dat naast het tonen van de kunstwerken zelf, door middel van bij de verzamelaars thuis genomen foto’s ook aandacht wordt geschonken aan de “thuissituatie” van de werken. Door het tonen van de kunstwerken in hun dagelijkse habitat, lees boven een strijkplank of naast een kapstok, worden ze deels ontdaan van de sacrale aura die hen dikwijls vergezelt. Deze tentoonstelling, bij mijn weten de enige met deze originele invalshoek, wordt gesponsord door de stad Dendermonde terwijl de charmante stad Aalst bij monde van Schepen Uyttersprot liet weten niet geïnteresseerd te zijn…
Alhoewel Aalst nooit als cultuurstad bekend heeft gestaan, was er een paar decennia terug wel een bloeiende kunstscène die veel centrumsteden het nakijken gaf. Pakweg 20 jaar geleden waren er in Aalst niet minder dan 5 kunstgalerijen (S 65, Denise van de Velde, Path, In Situ en c. de vos) die nationaal en in het geval van S65 zelfs internationaal wijde erkenning genoten. Voor Luk Lambrecht, die naam maakte als kunstcriticus voor Knack en De Morgen en momenteel curator in CC Strombeek, mag het ” een klein wonder heten dat er hier zo een actieve kunstscène aanwezig was” en dat hij ” er meermaals per jaar en met veel plezier van galerie naar galerie reed om van het dikwijls persoonlijke aanbod aan moderne kunst te genieten”. De grondvesten voor die bloeiperiode werd pakweg twee decennia daarvoor gelegd door Roger D’Hondt, die in 1971 met het oprichten van de New Reform galerie een forum voor “niet-commerciële, hedendaagse kunstuitingen als performance, conceptuele kunst, happening..” creëerde en waar “… elke traditionele figuratie zal worden geweerd…”. De nu internationaal gerenommeerde Anne-Mie van Kerckhoven, ook in de kunst is geduld een schone deugd, maakte er haar debuut. Roger leverde in die periode nog ander baanbrekend werk op gebied van moderne kunst en werd daarvoor uiteindelijk beloond met de Europese Prijs Robert Schumann, hem toegekend voor zijn onverdroten inzet voor de beeldende kunsten op Europees niveau. Later werd zijn rol lokaal overgenomen door Jan De Nys himself, die als stadsambtenaar zijn passie voor moderne kunst kon uitleven in het op poten zetten van manifestaties zoals de biënnale Papier, Beeld en Basis waar 9 edities van doorgingen. De internationale weerklank die dit initiatief genoot en waar vele topartiesten zoals J. Beuys en Les Levine aan deelnamen was blijkbaar iets te hoog gegrepen voor onze stad en door vakkundig terugdringen van de subsidies versterkt met de nodige interne tegenwerking, werd het project vakkundig de keel toegeknepen. Later zette Jan nog de alternatieve tentoonstelling “Ontspoord” in het voormalige politiegebouw op poten waar o.a. Jan De Cock debuteerde. In 2011 was er “Valerius de Saedeleer revisited” met o.a. werk van Luc Tuymans en “FAKE” een beeldententoonstelling die eindelijk eens op een treffelijke manier gebruik maakte van de unieke locatie die ons Stadspark toch is. Jan sloot zijn carrière af met de Boon Parade ter gelegenheid van 100 jaar Boon. Van de samenwerking met internationale musea en instellingen zoals Farc Nord-Pas de Calais, SMAK, Muhka en vele andere die tijdens zijn “bewind” tot stand kwam, blijft niets meer over. Ook het project “Kunst in de publieke ruimte” dat, met wisselend succes weliswaar, moderne kunst in het stadsbeeld wilde promoten werd stopgezet.
Het gaandeweg verschrompelen van het galerie aanbod in Aalst kan bezwaarlijk onze beleidsmakers aangewreven worden en het mediocre niveau van wat er in de plaats kwam natuurlijk ook niet. Het huidige galerie aanbod in Aalst oogt inderdaad zeer schraal in vergelijking met de hoogdagen ervan. Alleen galerie c.de vos, klein maar fijn, kan als enige overblijver die naam vandaag waar maken en als volwaardige galerie door het leven gaan. Kunstencentrum Netwerk is zoals de naam het zelf zegt, eerder een centrum waar gelukkig meerdere kunstvormen terecht kunnen, maar dat gerust wat meer mag doen met de hen ter beschikking staande infrastructuur en subsidiëring. Daarnaast zijn er nog de Filatuur, uitgebaat door J.J. De Gucht en eega, waar je in de zeldzame momenten dat de ruime niet wordt afgehuurd voor trouwfeesten, bals, liefdadigheidsevents van de beau monde en andere met hapjes en schijmwijn gelardeerde evenementen, ook af en toe wat kunst of wat daar in bepaalde kringen moet voor doorgaan kan gaan bekijken. Het zal daar dus op tijd en stond est wel best leuk zijn, maar een galerie is het niet. Dat geldt ook voor Quartier A een kersvers initiatief in de buurt van ons stadspark waar de bezoekers er terloops worden op attent gemaakt dat er ook” kunstwerken op maat” kunnen besteld worden. Eerder een bollenwinkel dan een galerie dus en daarmee is onze tour d’ horizon voltooid.
Waar er met wat goede wil en een beetje geduld hier en daar nog wel wat kunst te rapen valt in het privé-circuit, is het voor de rest in Aalst al jaren huilen met de pet op. Cultuur en Aalst, het is nooit een erg geslaagd huwelijk geweest, maar wat de laatste jaren op dat gebied door de stad zelf werd op touw gezet, gepresteerd of ondersteund kan bij de modale cultuurliefhebber slechts op bitter geween en tandengeknars worden onthaald. Maar ook uit objectieve cijfers blijkt dat ons cultuurbeleid achter loopt in vergelijking met andere centrumsteden, zo blijkt uit de laatste Stadsmonitor studie (2014). Zo scoort van alle centrumsteden Aalst veruit het laagst in “tevredenheid over het culturele aanbod”. Met een score van 66.8% scoort onze stad significant lager dan het gemiddelde van 80.4%. En het wordt steeds erger want in dezelfde studie 6 jaar uitgevoerd, scoorden we nog 71.1%, alhoewel we toen ook al hekkensluiter waren. Steden als Gent, Hasselt, Mechelen, Leuven halen scores die steeds dicht tegen de 90% aanleunen en zelfs steden als Turnhout en Roeselare, niet direct geboekstaafd als cultuurcentra scoren boven 80%.
Voor de gemiddelde cultuurliefhebber uit de regio lijkt er sterk op dat onze dienst Sport, Vrije Tijd, Cultuur en Evenementen een virale afkeer heeft van elke cultuuruiting die probeert boven de middelmaat uit te stijgen. Projectvoorstellen die ervan verdacht kunnen worden dat ze enige intellectuele inspanning zouden kunnen vereisen of in elk geval niet direct in de categorie schlagerfestival, eetfestijn, volksdansfeest of verkleedpartij kunnen ondergebracht worden hebben hier weinig kans van slagen. Het voorstel over het project “Die van Aalst”, toch een tentoonstelling waar werk van tal van nationaal en internationaal bekende kunstenaars zoals Sean Scully, Patrick Van Caeckenberg, Erwin Olaf, Raoul De Keyser en vele anderen te bekijken valt, kreeg zelfs nooit een officiële reactie. Het onbeantwoord laten van voorstellen, vragen of opmerkingen gericht aan dit stadsbestuur is een kwalijk euvel waar in deze kolommen al eerder werd op gewezen en dat blijkbaar een specialiteit van het huis geworden is. En dat, of all places precies de stad Dendermonde deze tentoonstelling logistiek en financieel wou ondersteunen in weerwil van de titel “Die van Aalst”, is zonder meer beschamend voor deze stad, die bij tijd en wijle niet vies is van enige hoogmoed tegenover dit zogezegde boerendorp. Als er dan al eens een interessante manifestatie door de mazen van het net glipt zoals de tentoonstelling “Tussen gemeenschap en geweld. Aalst in de groote oorlog” wordt die tot in den treuren verlengd. Niet naar wij veronderstellen vanwege de aanhoudende publieke belangstelling, want buiten de obligate schoolbezoeken komt niemand nog kijken, maar wel wegens een gebrek aan verdere initiatieven. Nog even en de tentoonstelling die nu al twee jaar loopt, zal langer duren dan de eerste wereldoorlog zelf.
Wie echter dacht dat daartegenover een verhoogde aandacht voor bijvoorbeeld amateurkunsten zou bestaan heeft het ook mis voor. In dezelfde Stadsmonitor scoort Aalst voor wat betreft de categorie “vrijetijdsactiviteiten” ook ondermaats en eindigt ze ook hier op één na laatste. In de categorie ” amateurgezelschappen aangesloten bij een erkende organisatie voor amateurkunsten” staan we zoals gebruikelijk terug op de laatste plaats. Ook de werkgelegenheid in deze sector werd onderzocht en u raadt het nooit, maar ook hier eindigen we met 33 tewerkgestelden op 10.000 inwoners veruit laatste met een score die amper de helft bedraagt van het Vlaamse gemiddelde (66/10.000) en slechts een kwart van het gemiddelde van de 13 centrumsteden (132/10.000). De toelichting bij deze studie “de indicator over de tewerkstelling in de culturele sector is relevant voor de kwaliteit van het culturele aanbod. In een leefbare en duurzame stad is er voldoende cultureel aanbod dat de cultuurparticipatie kan stimuleren. Een divers en kwalitatief cultureel aanbod kan mogelijk ook inspiratie bieden voor artistieke creatie en vernieuwing” biedt meteen een verklaring voor het lage culturele aanbod in deze stad. Omdat we in 2009 nog 30% meer tewerkgestelden hadden in de culturele sector (48/10.000), een score waarmee we hoe dan ook toen ook al laatste stonden, is deze parameter representatief voor de besparingswoede die momenteel het Vlaamse cultuurlandschap teistert en die slaafs wordt gevolgd door ons stadsbestuur. Anderzijds laat het weinig goeds voorspellen voor het in deze legislatuur nog te verwachten culturele aanbod. Ook omdat een snelle schouwing van ons huidige schepencollege, mits het toepassen van het voordeel van de twijfel wel een aantal goede bestuurders mag opleveren, er daartegenover niemand uitspringt die blijk geeft van zelfs maar een gemiddelde aandacht voor cultuur. En ook van de oppositie, op zichzelf al niet de meest actieve, kan en mag niet veel verwacht worden. De socialisten zijn spreekwoordelijk al lang tevreden als de jaarlijkse subsidie voor het trommelkorps wordt toegekend en de jongens en meisjes van groen hebben zelfs geen trommelkorps. De liberalen van hun kant houden het bij de tweemaandelijkse bijeenkomst ten huize De Gucht aan de Tragel, waar naast het occasioneel aanschouwen van enige kunst de nieuwste financiële paradijzen kunnen worden becommentarieerd.
Kortom, in een stad die het qua uitstraling vandaag moet doen met anderhalf historisch gebouw (Belfort, St-Martinuskerk), anderhalf massa-evenement (Carnaval, Cirk), een mooi stadspark en een vrij goed gestoffeerd winkelcentrum, heeft gewoonweg meer nodig dan dit aanbod om een positief imago op te bouwen en te behouden. Wie in Mechelen, Leuven of Kortrijk, steden van vergelijkbare grootte, rondloopt en de ogen de kost geeft kan niet naast het verschil met Aalst kijken. In die steden is het culturele aanbod gewoonweg een pak groter, zijn er meer ruimtes beschikbaar die een bepaalde cultuurbeleving mogelijk maken en worden die mogelijkheden ook beter geëxploiteerd als potentiële bezoekstrekkers. Binnenkort opent in Aalst het grootste sportcentrum van Vlaanderen zijn deuren en dat verdient een stevig applaus op alle banken, maar misschien wordt het tijd om de komende jaren wat meer in cultuur te investeren. Als we er nu en de komende jaren niet in slagen ons culturele aanbod significant op te trekken is Aalst gedoemd om te blijven wat het vandaag is. Bij momenten een charmante stad, maar verder zo dood als een pier..
Discussions — No responses yet