Dwarsdrijver….van kunstwerk tot kermisattractie
Hedendaagse kunst en kunst als stadsverfraaiing in het bijzonder zijn niet altijd zeer toegankelijk voor Mie en Jan als de basiskennis ontbreekt. En vaak worden in het debat, ook in ons hoogste stedelijke bestuursorgaan ‘de gemeenteraad’, ook voor of tegen vergelijkingen gemaakt met andere maatschappelijke evenementen, zoals het investeren in een degelijke tribune waarop de supporters van ‘onzen Iendracht’ recht hebben om hun club te steunen. Sinds kort heeft onze stad er een nieuwe “bezienswaardigheid” bij, een kunstwerk die de vernieuwing rond de Dender moet inluiden en luistert naar de naam Dwarsligger. Bedoeld wordt de drijvende houten constructie, afwisselend aangemeerd aan één of andere Denderkade of de Dender dwarsend, en die kan worden afgehuurd om over te wandelen, samen te komen, bijzondere plekjes langs de Dender te ontdekken en Aalst op een andere manier te bekijken. Kortom tot nut, lering en vermaak van het algemeen, en om de bevolking van beide oevers nader tot elkaar te brengen. Elk kind moet een naam hebben natuurlijk, maar bij dit communicatief wonder past enkel de bedenking “awel..’t es ter oever”.
Het kunstwerk is, een op het eerste gezicht en ook op het tweede, een lomp houten gewrocht de naam “kunstwerk” onwaardig. Het straalt geen specifieke eigenschappen uit, de architectuur is bombastisch, de beleving is herleid tot het plaatsnemen op een vlot dat indien gewenst de Dender kan dwarsen, waarna de oevers worden verbonden met een loopbrug. De tot grote ergernis van vele Aalstenaars afgebroken voetgangersbrug , de ‘passerelle’ over de Dender ter hoogte van de Sint Annabrug, was indertijd een betere en vooral logischer oplossing om de oevers “permanent” te verbinden. Maar dwarsliggers in het schepencollege en de gemeenteraad, die geen kennis hebben van onze rijke stedelijke geschiedenis en ons archeologisch erfgoed, hebben dit erg praktische Aalsters monument laten afbreken. Straks gaan ze ook de voormalige Citroën garage, nu Carglass, met de grond gelijkmaken en vervangen door hoogbouw appartementen inclusief schaalbreuk, zodat men daar vanuit de hoogte de ‘Dwarsligger’ zal kunnen bewonderen.
Net zoals andere steden die door een waterloop worden doorsneden, heeft Aalst een linker- en een rechteroever en wordt er door de plaatselijke bevolking een onderscheid gemaakt tussen de twee. Dat onderscheid vertaalt zich dikwijls in een historisch gegroeide of sociaal-economisch geïnspireerde tegenstelling, oud – nieuw, groot – klein of arm en rijk. In Aalst was en is het niet anders. Aalst linkeroever wordt van oudsher niet alleen geassocieerd met het historische stadscentrum, maar wordt ook aanzien als het “betere” deel van de stad, daar waar de “affluent society” thuishoort zeg maar. Rechteroever daarentegen is nog altijd beladen met een ietwat mindere reputatie. Wie een van de denderbruggen oversteekt merkt meteen het verschil. Hier geen statige burgerhuizen maar arbeiderswoningen, veel leegstand bij de plaatselijke middenstand en in het straatbeeld is de gekleurde en hoofddoek dragende medemens nadrukkelijk aanwezig. Geen wonder dat sociale hulporganisaties zoals “Mensen helpen mensen” hier geen enkele moeite hebben om hun indrukwekkende klantenbestand op peil te houden. Niet enkel is er een duidelijk sociocultureel en economisch onderscheid tussen deze twee werelden, maar ook het culturele leven speelt zich in hoofdzaak af op de linkeroever.
Net over de Sint-Annabrug opende enkele jaren geleden Netwerk, een centrum voor hedendaagse kunst, zijn deuren, maar de impact op de buurt is eigenlijk totaal onbestaande. Dit centrum, dat gaandeweg over de stadsgrenzen heen een reputatie heeft verworven voor het tonen van nationale en internationale kunst, bouwde sinds het de imposante ruimtes naast de vroegere vismijn bezet geen enkele band op met de buurt, laat staan met de gehele rechteroever. Op het in het straatbeeld tonen van een paar foto’ s van buurtbewoners na, wordt op geen enkele manier noch met de inhoud van de exposities of andere door dit centrum georganiseerde culturele activiteiten, noch met de beschikbare ruimte een hand gereikt naar de buurt en haar bewoners zelf. Niet dat dit een must is want er zijn ongetwijfeld talloze culturele centra te vinden die zich gewild of ongewild op dezelfde manier voor de omliggende buurt afsluiten. Maar er zijn ook voorbeelden te vinden van een meer buurtgerichte visie, want ik herinner mij dat in het toenmalige CSV in de Wellekensstraat, nota bene als kunstencentrum een voorloper van het huidige Netwerk, op het gelijkvloers een kaartavond kon plaatsvinden terwijl boven experimenteel toneel werd gespeeld (PAN) en avant-garde kunst werd getoond (New Reform). Het staat de mensen van Netwerk vrij om hun activiteiten in te vullen zoals ze zelf willen natuurlijk. Maar de manier waarop dit centrum de hun ter beschikking gestelde en met gemeenschapsgeld gesubsidieerde gebouwen een unilaterale invulling geeft, blijft een gemiste kans.
Aan die tegenstelling tussen beide oevers moest wat gedaan worden dachten ze in ons nieuw administratief centrum. Zo gezegd, zo gedaan, en in samenwerking met de Vlaamse overheid, bouwmeesters, steunpunten, agentschappen en Kunstencentrum Netwerk zelf, werd beslist om een project op poten te zetten om dit stedelijk schisma uit de wereld te helpen en de nogal troosteloze Dender oevers op te smukken met een toefje moderne kunst. Om dit op zichzelf zeer lovenswaardig idee een tastbare invulling te geven werd Observatorium aangesproken, een Nederlands collectief van experts voor het samenwerken van de kunsten en stedenbouw. Dat men bij de stad geen graten zag in een nieuwe samenwerking met onze noorderburen is op zijn minst merkwaardig te noemen gezien de voorgeschiedenis met eerdere gelijkaardige projecten. Zo was er jaren geleden Kunst in de Wijk, “een kunstproject in de openbare ruimte waarbij een in het oog springende onaantrekkelijke plek door de toevoeging van een kunstwerk een andere betekenis krijgt en belangrijk wordt voor de omgeving”. Voor een goed begrip, er is niets mis met het integreren van kunst in de openbare ruimte. Vele steden en wijken deden er al hun voordeel mee, zoals Bilbao dat weer een bekoorlijke stad werd na de inplanting van het Guggenheim museum. Of dichterbij, het neusje van Patrick Van Caeckenberg. Dikwijls verguisd door een deel van de lokale bevolking maar toch een meerwaarde voor de stad, alhoewel een plaats op het Stationsplein beter ware geweest. Maar tot hier toe tonen de realisaties van Kunst in de Wijk voornamelijk aan dat het ook kan mislopen. Geen enkel van de gerealiseerde projecten, merendeels ontsproten aan het brein van Nederlandse kunstenaars, heeft de hoogdravende doelstellingen kunnen waarmaken, waarbij evenwel moet gezegd dat het N (Iever-anst project aan de De Visscherestraat met wat goeie wil als uitzondering op de regel kan doorgaan. Enige constante bij dit alles is dat de stadskas telkenmale enkele tienduizenden euro’s lichter werd gemaakt, echter zonder enig noemenswaardig effect op de buurt en haar bewoners.
De Hollanders van ‘Observatorium’, die de ‘Dwarsligger’ in opdracht van de Vlaamse en alle ondergeschikte overheden hebben gebouwd, zijn van oordeel dat de Aalstenaren”dwarsliggers” zijn, vandaar de naam die ze voor hun kunstwerk hebben gekozen. Volgens de Hollanders, die vooraf 4 dagen onze stad zijn komen verkennen maar de boeken van Boon niet hebben gelezen, sluit de naam “dwarsligger” aan bij onze volksaard en bedoelen ze daarmee in wezen iemand “die anders durft te denken”. Wie hen dat, tijdens het waarschijnlijk kortste sociologisch onderzoek ooit in lepelde, zal toch genen echten Oilsjteneir zijn geweest. Volgens de Nederlandse woordenboeken is een dwarsligger: “iemand die niet bereid is tot medewerking en zich overal tegen verzet”. Volgens Seril Temmerman zaliger in den ‘Oilsjtersen Diksjoneir’ (pag.353) is er sprake van n’en “Dweesdroiver” en volgens Jan Louies in het zelfde boek (pag. 124) spreken wij in Aalst van “Konterverkierd”. Maar in beide gevallen gaat het over hetzelfde: iemand die niet bereid is tot… enz. Ook in de eveneens merkwaardige DNAalst tentoonstelling, die tot het einde van volgend jaar in ’t Gasthuys te zien is, is er geen enkele verwijzing te vinden naar het feit dat wij Oilsjteneers “dwarsliggers” zouden zijn. Wel integendeel! In Het Laatste Nieuws van 8 augustus tenslotte zegt burgemeester Dosje dat Aalst de doortocht van de Ronde van Frankrijk wil organiseren “in de charmantste stad van Vlaanderen”. Ze moeten zich in het schepencollege eens gaan bezinnen over wat ze eigenlijk willen “dweesdroivers zen’ of ‘de sympathieken’ uithangen”!
Maar terug naar de echte kunst. Het doel van ‘dwarsligger’ is om de twee Denderoevers met elkaar te “verbinden” in de letterlijke betekenis van het woord en als synoniem van verbondenheid. Door de jaren heen is er een soort van controverse ontstaan waarbij de bewoners van de rechteroever een vorm van jaloersheid ontwikkelden tegenover de bewoners van de linkeroever waar het stadscentrum ligt, de belangrijkste onderwijsinrichtingen, bankinstellingen, vredegerecht, het station en de naoorlogse nieuwbouwwijken van Sint-Anna en de Watertoren Maar in realiteit is de Dender nooit een obstakel geweest om inwoners van beide oevers te verenigen, laat staan om dwars te liggen. In deze context bekeken is er dan ook geen basis om het zogenaamde kunstwerk te realiseren in de betekenis die men er aan heeft gegeven.
De stad is gewoon gaan lobbyen bij de Vlaamse Gemeenschap wetende dat daar budgetten zijn voor kunstintegratie. Dat is hun goed recht en zelfs aanmoedigend! Maar wat men voor ogen had om te doen met het budget heeft helemaal geen uitstaans met kunst. In het rapport over het project stelt de stad zelf: “Middels een pilootproject gesteund door de Vlaamse Overheid wil de stad Aalst onderzoeken hoe de stedenbouw en de kunsten gezamenlijk (zowel in politieke als culturele zin) een bijdrage kunnen leveren aan het zichtbaar en beleefbaar maken van de rivier de Dender die gezien wordt als een toekomstige belangrijke voorziening voor de leefbaarheid van de stad. Bouwkunst en Beeldende kunst gaan hier hand in hand”. In de feiten komt het er op neer dat men de stedelijke transitie, lees de ontwikkeling van nieuwe bewoning langsheen de Denderoevers, in de belangstelling wil brengen door op de Dender een attractie te voorzien die als blikvanger moet dienen om deze ontwikkeling in de verf te zetten. Kunst dient hier de citymarketing als een geleid projectiel.
Bij gebrek aan kennis van het DNAalst heeft men teruggegrepen naar de Hollanders van ‘Observatorium’ die zichzelf voorstellen als te werken in: “schemergebieden en raakvlakken van de disciplines stedenbouw, landschapsarchitectuur, architectuur en beeldende kunst productief maakt”. Geen slecht woord over onze Nederlandse buren, maar het gebrek aan “Aalsterse” input in het project heeft geleid tot wat het is geworden: een kermisattractie. De dwarsligger staat op de website van de stad te huur voor jawel: culturele activiteiten, lezingen, voordrachten, infosessies, persconferenties, ontvangsten, recepties, fotoreportages, toneelvoorstellingen, concerten, diverse groepsactiviteiten en bijeenkomsten. Wie de constructie wil afhuren is al vlug 1000 euro kwijt, en moet er bovendien rekening mee houden dat het vlot geen eigen accommodatie heeft maar wel veel beperkingen meedraagt om bovenstaande activiteiten vlekkeloos te laten verlopen. Een Flandria boot ware beter geweest.
Naar verluidt heeft dit kunstwerk met een geschatte levensduur van maximaal 10 jaar, ca. 163.000 euro gekost. Op het gevaar af te worden versleten voor “dweesdroiver” is enige twijfel aan de nuttige besteding van dit budget en de artistieke meerwaarde ervan voor de stad zeker op zijn plaats. Enkele jaren geleden kocht de stad voor een kleine 100.000 euro een mooi kunstwerk (Le Berceau) aan van Patrick Van Caeckenberg, om het nu om te ruilen voor een verzameling keramische potten en pannen uit de kelders van het Gentse MSK. In 1984 gaf men de bekende Britse kunstenaar David Nash de opdracht om een kunstwerk van te maken van de gesloopte en meer dan 100 jaar oude beuk op het binnenpleintje voor ’t Gasthuys (toen Oud Hospitaal). “Stepping the crown”, zo heet het werk, koste de stad 400.000 Belgische frank (ca. 10.000 euro). Het kunstwerk staat al lang opgesteld naast de toiletten op het gelijkvloers van ’t Gasthuys en wordt soms door bezoekers als kapstok gebruikt . Niemand, behalve enkele ingewijden, die nog weet waarover dit gaat. De Aalstenaars mogen vrezen dat Dwarsligger hetzelfde lot is beschoren maar dan voor een prijskaartje van 15 x de kostprijs van “Stepping the crown” . De politiekers zullen antwoorden dat het grootste deel van het budget is bekomen bij de Vlaamse overheid en de stadskas niets kost. Wellicht is dit voor de overheid een peulschil, maar uiteindelijk is het ook gemeenschapsgeld verworven uit belastingen.
Roger D’Hondt / De Pauw Jacquy
Discussions — No responses yet