Het verdriet van Boon

Net als elke Vlaamse stad van betekenis kan ook Aalst prat gaan op en aantal individuen die hier geboren zijn en die in de loop der geschiedenis een  of andere markante rol hebben gespeeld. Dirk Martens, Pieter Coecke, Valerius De Saedeleer, Priester Daens deden dat in een ver en niet zo ver verleden. Maar ook Aalstenaars van meer recentere datum zoals Louis-Paul Boon, Lucas Vander Taelen, Sophie De Schaepdrijver en Patrick Van Caeckenbergh zijn bekende namen. Frappant is dat zij allen op Boon na, onze stad vrij vroeg zij het om uiteenlopende redenen en al dan niet gefrustreerd, de rug hebben toegekeerd om elders hun talenten te ontwikkelen. Boon bleef deze stad altijd trouw, al was het dan vanuit zijn bungalow in Erembodegem. Meer zelfs, want Aalst fungeert niet zelden hetzij rechtstreeks ofwel amper vermomd als anonieme fabrieksstad, als achtergrond in tal van zijn meesterwerken, waardoor onze stad zij het dan niet om haar mooie plekjes, toch enige renommee verwierf. Edoch, ondank is ook hier s’ werelds loon want ondanks zijn verknochtheid aan stad en streek heeft Boon tot  vandaag hier nooit het eerbetoon mogen ontvangen dat hem op basis van zijn verdiensten toekomt. Meer zelfs, het lijkt er sterk op dat men de mens Boon samen met zijn literair-artistieke erfenis eigenlijk liever kwijt dan rijk is.

Niet zo lang geleden werd ik op een avond vanuit het station gebeld door mijn goede vriend O. Als geen ander weet O. eender waar en onder elke omstandigheid een gesprek aan te knopen met wildvreemden en daar op de één of andere manier levenslange vriendschappen aan over te houden. Deze keer had hij in ons station een Braziliaanse, jawel u leest het goed Braziliaanse , familie ontmoet, vader zoon en dochter die op bezoek kwamen bij verre familie ergens in het Leuvense en besloten hadden om onderweg een tussenstop te houden in Aalst. Reden daarvoor was dat de vader, een universiteitsprofessor uit het diepe zuiden van Brazilië, de film Daens van Stijn Coninckx had gezien en daar dusdanig onder de indruk van was gekomen, dat hij besloten had om het nuttige aan het aangename te paren door een bezoek te brengen aan de geboortestad van Daens en tevens het toneel van zijn jarenlange sociale strijd. Tijdens de eerste dag van hun verblijf waren ze zoals elke rechtgeaarde toerist die niets van de stad waar hij verblijft af weet zou doen, regelrecht naar ons toeristisch bureau gestapt in de hoop daar wat meer informatie over Daens te kunnen krijgen. Ze waren er echter van een kale reis thuisgekomen want er bleek daar niets voorhanden te zijn buiten wat mondelinge aanwijzingen over het museum in het Oud-Hospitaal en zijn standbeeld op het Werfplein. Geen brochure of geen verwijzing naar plaatsen of nog resterende gebouwen die een rol in zijn bewogen leven hebben gespeeld. Een bezoek aan ons “museum” had hen blijkbaar niet veel wijzer gemaakt. Integendeel want diezelfde avond waren ze hun teleurstelling aan het verdrinken in de bar van het station, ze logeerden in de buurt, waar ze vriend O. tegen het lijf waren gelopen. Nooit te beroerd om iemand uit de nood te helpen wist die wel iemand die één en ander zou weten te vertellen over Daens en zijn geschiedenis en die verder toch niets omhanden had. Dus kwam hij bij mij terecht met de vraag of ik dit gezelschap de volgende dag even kon rondleiden.

Een groep mensen begeleiden die geen woord Nederlands verstaan en die bovendien niet vertrouwd zijn met onze geschiedenis en natuurlijk ook niet met onze stad zelf, kan ook voor de gids een leerzame ervaring zijn. Het toont in dit geval aan hoe weinig er hier is overgebleven van ons erfgoed en hoe onverschillig er omgegaan wordt met datgene wat ons nog rest. Bij het begin van onze wandeling hebben we de toeristische dienst wijselijk links laten liggen, want onze gasten waren er na hun bezoek de dag voordien niet veel wijzer geworden.  Waarschijnlijk is het niet zo dat men het daar hoort donderen als iemand naar Daens of Boon vraagt, maar veel zal het in elk geval niet schelen. Qua behuizing is ons bureau voor toerisme werkelijk een wereldstad waardig, een rechtstreeks gevolg van de ondoordachte megalomanie waarmee men indertijd op de opnieuw aangelegde Hopmarkt gebouwen heeft neergepoot zonder voorafgaandelijke reflectie hoe aan die gebouwen een geschikte bestemming te geven. Qua beschikbare informatie oogt het plaatje dus duidelijk minder. Het is natuurlijk niet de schuld van het huidige gemeentebestuur dat er zo weinig is overgebleven uit ons rijkelijke industriële verleden, maar dat neemt niet weg dat er vandaag weinig of geen inspanningen worden gedaan om wat er nog van overblijft in de verf te zetten. Zo ook in de permanente tentoonstelling rond Daens in het Oud-Hospitaal, onze laatste bestemming na een tocht langs de voornaamste nog overblijvende gebouwen uit het Daens-tijdperk, zijn standbeeld, en zijn geboortehuis in de Kerkstraat, dat trouwens werd gebouwd ver na zijn geboorte. Ook hier heeft de vriendelijke man achter de balie geen enkele informatie aan te bieden die de bezoeker enige leidraad zou kunnen verschaffen. Dat is best wel nodig bij die opeenstapeling van foto’s, documenten, lijsten en andere op zichzelf nietszeggende parafernalia, die er worden getoond zonder enige uitleg en die op geen enkel vlak aan de eisen die aan een modern museum kunnen gesteld worden voldoen. In één woord schandalig slecht en de nagedachtenis van een belangrijk man als Daens en zijn sociale strijd totaal onwaardig.

Zo ook met Boon, totaal onbekend voor onze Braziliaanse vrienden, die ik dan ook, in stille devotie naast zijn standbeeld, een snelcursus over zijn werk en zijn verbondenheid met Daens in de maag heb gesplitst. Dat standbeeld, een zeer geslaagde creatie van Marc de Bruyn trouwens, werd al kort na de inhuldiging verplaatst van de Grote Markt waar het gezien het belang van Boon eigenlijk thuishoort, naar de binnenplaats van het Oud-Hospitaal. Daar staat het nu te verkommeren en in de zomer half verscholen achter een bloemenstruik, zonder enige aanduiding, naamplaatje of enige andere informatie die een bezoeker duidelijk moet maken over wie het gaat. Het lijkt wel of deze stad nog altijd uitgaat van het beeld dat van Boon destijds in de conservatieve pers werd opgehangen. De “viezen tist”, de pornograaf, de verzamelaar van aangebrande foto’s en laat ons eerlijk zijn ook de “socialist, communist, anarchist” die door de vroegere en huidige conservatieve goegemeente van welke partij dan ook, met een scheef oog wordt bekeken. Je  zou haast denken dat het spook van de onverdraagzaamheid en morele bekrompenheid nog steeds rondwaart in ons nieuw administratief centrum, tegenwoordig bevolkt door centrum rechtse tot rechtse politici, die niet bepaald bekendstaan om hun appreciatie voor culturele avant-garde. Maar ook vanuit de zogenaamde progressieve hoek is de belangstelling ondermaats en niet in verhouding tot het belang van Boon in het beschrijven en documenteren van de sociale strijd in Aalst. Misschien zit zijn levenslang ongeloof in het “socialistisch project” daar voor iets tussen, ondanks zijn kortstondig opduiken op de socialistische lijst voor de eerste Europese verkiezingen en eerdere ervaringen in de gemeenteraadsverkiezingen. Dat hij een paar dagen voor zijn overlijden Marc Galle, de toenmalige lokale socialistische voorman, een “pedante huichelaar” en een “salonsocialist” noemde en verder ook niet veel op had met andere lokale politici uit dezelfde hoek, zal zijn populariteit in het Volkshuis op de Houtmarkt ook niet ten goede zijn gekomen. Hoe dan ook, in tegenstelling tot de aan dedain grenzende onverschilligheid waarmee Boon in Aalst wordt behandeld is het  niet zo dat vandaag de aandacht voor Boon, de algehele ontlezing niet te na gesproken, tanende is. Alleen al dit jaar creëerde het LOD muziektheater een opera gebaseerd op “Menuet”, en is datzelfde boek de inspiratiebron voor een toneelstuk dat de jonge regisseuse Liliane Brakema momenteel maakt voor NTGent. Volgend jaar in première en ook te bekijken in De Werf, gaat dat zien..

Als er vandaag een Ernest Claes, Stijn Streuvels, Felix Timmermans en Emiel Verhaeren museum bestaat, waarom dan geen Boon museum? Waar men bijvoorbeeld een permanent onderdak zou kunnen geven aan zijn “Fenomenale feminatheek”, of enige aandacht zou kunnen geven aan zijn werk als beeldend kunstenaar. Niet dat dat altijd even hoogstaand was in vergelijking met zijn literaire oeuvre, maar het is er wel en het verdient niet om in de anonimiteit te verdwijnen. Kan Boon bijvoorbeeld op de één of andere manier verweven worden in onze nieuwe bibliotheek? Er is blijkbaar al een plan om dat te doen met Daens, maar van Boon is bij mijn weten geen sprake. Of kan de stad ook eens bekijken of ze het  L.P. Boon genootschap, een sympathiek maar armlastig gezelschap van Nederlandse en Belgische Boon-adepten die zich tot doel gesteld hebben om het werk van Boon levendig te houden, enige logistiek/financiële ondersteuning kan toekennen. Kan men eens bekijken of de bollebozen die zich onledig houden met het uitdokteren van onzinnige projecten als de dwarsligger en kadukke fietsenstallingen, een brochure kunnen maken rond het leven en werk van Boon. Dat zou dan misschien een plaatsje kunnen krijgen in het ruim bemeten rek met foldertjes over vakanties in Limburg godbetert die nu waarschijnlijk bij gebrek aan lokaal materiaal, een prominente stek in dit gebouw krijgen.

En, om af te sluiten, als het dan toch eens gebeurt dat het werk van Boon wordt vermeld in één of andere aan Aalst gerelateerde manifestatie, kunnen we dan de nadruk leggen op zijn belangrijk werk in plaats van hem steeds af te schilderen als een bon vivant die zich bij voorkeur bezighield met het beschrijven van de”typische Vlaamse keuken”. Nu weet ik ook wel dat Boon een “kastrolleken” mosselen met friet bij Pieje Lafong best kon appreciëren en dat enkele van zijn meest geslaagde Boontjes, het cursiefje dat hij jarenlang dagelijks schreef voor de Vooruit, lekkernijen als hutsepot, stoverij, gekookte uier of tatjespap als onderwerp hadden. Maar dat neemt niet weg dat al dat culinair geïnspireerde werk bezwaarlijk als baanbrekend kan bestempeld worden en in dezelfde categorie thuishoort van De Voorstad Groeit, Wapenbroeders, Menuet en De Kapellekensbaan. En toch, in de affiches die de stad dit jaar liet maken om de nog lopende tentoonstelling “DNAalst” met spraakmakende prestaties van Aalstenaars onder de aandacht te brengen, wordt het werk van Boon aangehaald met “1972, Boon publiceert Eten op zijn Vlaams”. Hemeltergend in zijn beperking alsof Boon enkel een soort Jeroen Meus “avant la lettre” was en dat meesterwerken zoals De Voorstad Groeit, De Kapellekensbaan, Menuet, Daens enz. door iemand anders zijn geschreven. Om de woorden van onze grote schrijver en stadsgenoot te parafraseren, “de korte beentjes hebben we al, op het geniale is het nog even wachten”.

Discussions — 5 Responses

  • Jan Moens 11 december 2017 on 23:00

    Beste Jacquy,

    een meer dan juiste analyse van de miskenning van de figuur van LP Boon in het bijzonder en van hoe onze stad in het algemeen ‘verdiensten’ van stadsgenoten in om het even welk domein inschat en valoriseert. Veelal prevaleert daar telkens weer ‘es’t ienen van ons’.
    Ik miste juist nog een paragraaf over het standbeeld van Jan De Lichte van de hand van Roel D’Haese. Een passend eerbetoon aan Boon, in de vorm van één van de figuren uit zijn werk. Ik herinner me nog de polemiek die dat schitterende beeld toen teweeg bracht in onze stad. Het staat nu in Antwerpen….

    Reply
  • Bea Van Ransbeeck 12 december 2017 on 14:46

    Knap artikel. En zeer waar.

    Reply
  • Hugo De Vreese 13 december 2017 on 18:03

    “Kan Boon bijvoorbeeld op de één of andere manier verweven worden in onze nieuwe bibliotheek”

    Bibliotheek De Krook in Gent hoefde alvast niet overtuigd te worden van het belang van Boon. Je kan er onder meer terecht in de zalen De blauwe vogel (Maeterlinck), De twistappel (Virginie Loveling), De verwondering (Hugo Claus) en, jawel… Vergeten straat.

    Reply
  • De Pauw Jacquy 19 december 2017 on 10:45

    Gemeenteraadslid Patrick De Smedt stuurde ons volgende reactie nav. zijn recente tussenkomst op de Aalsterse gemeenteraad:

    Gemeenteraad 28 november 2017

    Pt 28 Haalbaarheids- en locatiestudie museumlandschap Aalst.
    Pt 29 Realisatie van 3D visualisatie van twee historische figuren.

    Het is positief om beleidskeuzes, zeker inzake cultuur- en museumbeleid, op geregelde tussentijdse tijdstippen te evalueren en bij te sturen. Tijdens de ondertussen lange periode dat ik deel uitmaak van deze gemeenteraad, heb ik het in het verleden voor deze sectoren twee keer meegemaakt. Nu ligt opnieuw een dergelijke oefening voor.
    Dit lijkt mij ook logisch, rekening houdend met de nieuwe mogelijkheden en inzichten. De invulling van de recent verworven pupillensite dient, gelet op de belangrijke strategische ligging in de stad, weloverwogen beslist te worden.
    Een haalbaarheids- en locatieonderzoek waarbij het ‘marktpotentieel’ en de daar aan gekoppelde mogelijke locaties in kaart worden gebracht, dienen best professioneel en met betrokkenheid van alle actoren georganiseerd te worden. De nog verder te maken keuzes voor deze centraal gelegen zone voor openbaar nut dienen wat mij betreft best een zo groot mogelijke link naar cultuur en welzijn te bevatten. Met de nieuwe bibliotheek en academie voor podiumkunsten werd al een meer dan goede aanzet gegeven. Utopia komt dichterbij, de verwachtingen zijn groot.
    Locatiestudies vinden we allen maar meer dan gewoon, bijvoorbeeld voor de inplanting van een woonzorgcentrum, een crematorium, een dierenasiel, een sporthal, een evenementenzaal, een politiehuis, een brandweerkazerne, een gevangenis , … en noem maar op. Voor de culturele sector is dit veel minder gangbaar, maar daarom niet minder van belang.
    De wat men noemt eerste visietekst schetst enkele suggesties en doet een aantal vaststellingen om dan in te zoemen op een driesporenbeleid voor de toekomst:

    -Aalst beleven als carnavalstad – carnavalbelevingscentrum
    -Historisch museum als ontmoetingsplaats
    -Valerius De Saedeleer, gekoppeld aan een overkoepelend kunstenbeleid

    Ik heb de conclusies van de werkgroep, de visitatiecommissie, de experts en de leden van het cbs goed gelezen. Een paar bedenkingen hierbij:
    -Dat er momenteel inzake Boon en Daens weinig collectiemateriaal voorhanden is lijkt mij een onjuiste vaststelling, wetende dat aan beiden een zaal kon worden toegekend. Dit wordt best gecorrigeerd zodat de inschrijvers dit juister kunnen inschatten.
    -Dat de geschiedenis van Aalst liefst wordt opgehangen aan de kapstok van de Vlaamse geschiedenis vind ik alleen terug bij de wensen van leden van het college. Kan hier wat meer uitleg over gegeven worden?
    -In de teksten worden Pieter en Adolf door mekaar gebruikt? Is dit een bewuste keuze of een fout in de teksten.
    -In de ontwerpbeslissing van pt 29 werd Louis Paul Boon vergeten en is er sprake van Pieter en niet Priester Daens.
    Een beetje raar maar best te smaken vanuit de oppositie is de vaststelling dat in het bestek bij het plan van aanpak wordt gesteld dat concrete aanbevelingen per spoor dienen meegegeven te worden, zodat de bestuursleden van een volgende legislatuur gefundeerde keuzes kunnen maken.
    Spijtig echter dat men in de visietekst en dus ook in het voorliggend bestek de vroegere beleidskeuzes niet heeft toegelicht. Over de opgebouwde collecties nav de ‘papier, beeld en basis’ tentoonstellingen hedendaagse kunst op papier met link naar de drukkunst van Dirk Martens en over de collectie Aalsterse kunstenaars met link naar de academie en een aantal nationale en internationale kunstenaars, is er niets terug te vinden.
    Deze kunstwerken hingen verspreid in de stadsgebouwen. Deze werden nav de verhuis naar het nieuw administratief centrum verzameld in het museum, maar zijn er niet te bekijken?
    Ook inzake poëzie en literatuur zou ik de suggestie willen doen om ons eigen Aalsters talent en de pleiade aan laureaten, grootse auteurs die de Dirk Martensprijs behaalden niet te vergeten.
    Tot slot – sp.a kan de keuze voor een aantrekkelijke, interactieve en eigentijdse visualisatie van twee van de belangrijke voormalige bewoners van de site: een zwarte zuster en een pupil best smaken.
    Patrick De Smedt,
    Gemeenteraadslid Aalst sp.a

    Reply
  • Rik Hemmerijckx 9 januari 2018 on 21:55

    Beste Jacquy,

    Een volkomen terecht pleidooi om de Aalsterse historische figuren meer onder de aandacht te brengen. Om het met Boon te zeggen: blijf ze een geweten schoppen.

    Rik Hemmerijckx

    Reply