Over DNAalst en andere onzin..
De stemhokjes zijn weer voor 6 jaar opgeborgen, de stemmen geteld, de coalitie gevormd en de posten ingevuld. Het verkiezingsstof is al een tijdje gaan liggen, want in ons beminde Aalst blijft enkel het fijn stof permanent in de straten hangen. Zoals altijd na een verkiezing was er een lach en een traan en na veel gepalaver werd er op het aambeeld der compromissen een bestuursakkoord gesmeed. Een bestuursakkoord dat meteen nationaal nieuws werd, want het startte met de op algemene hilariteit en het fronsen van wenkbrauwen onthaalde stelling dat het nieuwe stadsbestuur “elk beleidsinitiatief (wil) toetsen aan het het typisch Aalsters DNA”. Het typisch Aalsters DNA..que?
Veel van dat voorafgaand over en weer gepraat kwam er op neer hoe de NV-A, lees burgemeester d’ Haese, de SD&P-fractie zo economisch mogelijk kon buitenwerken en vervangen door de Open Vld van JJ. De Gucht. En, niet te vergeten, hoe tegelijkertijd de koers van het Aalsters politieke schip onder druk van een opnieuw de kop opstekend Vlaams Belang een serieuze draai naar rechts te geven. Schijn bedriegt, want ondanks de langdurige onderhandelingen bleek dat plan niet al te moeilijk uit te voeren. JJ. De Gucht, niet geholpen door een persoonlijke als voor de partij desastreuze verkiezingsuitslag, bleek maar al te graag bereid om zijn in het Vlaams Parlement opgebouwd progressief imago lokaal in de koelkast te stoppen. Als beloning mag hij de komende 6 jaar het schepenambt voor mobiliteit en niet het door hem voor de verkiezingen zo begeerde schepenambt voor cultuur invullen. Mobiliteit is in het dichtgeslibde Aalst van oudsher een geschenk zo vergiftigd als de appel waar Sneeuwwitje zich een ongeluk in beet. Verleden week mocht de Aalstenaar al een blik werpen in de ideeëntrommel van JJ. Omdat de stad maximaal bereikbaar moet blijven met de auto komt er op pakweg 200 meter van een in aanbouw zijnde megaparkeertoren aan de Tragel, (nog) een ondergrondse parking op het Esplanadeplein. Het mobiliteitsbeleid van kortzichtige politici blijft getekend door de overtuiging dat een stadscentrum voor iedereen bereikbaar moet blijven, terwijl het mij logischer lijkt dat dit voorrecht eerder de stadsbewoner zelf toekomt. In tegenstelling tot één of andere bezoeker betaal ik als ingezetene van deze stad tenslotte hier gemeentebelasting en verwacht ik daarvoor een leefbare stad terug te krijgen. Wat men in Gent bijvoorbeeld, toch niet zo ver van hier verwijderd en dus best een werkbezoek waard, al lang begrepen heeft. Benieuwd hoe dat afloopt.
Als smeermiddel voor de nieuwe coalitie bedacht het gezaghebbend duo d’ Haese – Van Overmeire de term “typisch Aalsters DNA”, gepopulariseerd voor de niet moleculaire biologen onder ons tot DNAalst. Origineel is de verwijzing naar DNA zeker niet getuige de oogst aan DNA van sportploegen- het DNA van Anderlecht, over bedrijven – het DNA van Opel, en politieke partijen toe – het DNA van Open Vld, die een korte tour d’ horizon van de media oplevert. De omschrijving “typisch Aalsters DNA houdt trouwens al een zekere overbodigheid in zich omdat elk DNA typisch is zoals Marc Reynebeau onlangs terecht opmerkte in een opiniestuk waarin hij zich vrolijk maakte over het Aalsters DNA. In datzelfde zeer lezenswaardig artikel omschrijft hij verwijzingen naar DNA trouwens als “niet meer dan een slordige en oppervlakkige metafoor, geboren uit onmondigheid en vooral geschikt voor wie verlegen zit om een sterker of concreter argument”.
Het Laatste Nieuws vroeg vorige maand elk lid van het nieuw aangestelde schepencollege om de eigenheid van dat Aalsters DNA kort te definiëren. Met de overvloed aan gemeenplaatsen, clichés en nietszeggende aan Aalstenaars toegeschreven eigenschappen, waarmee onze schepenen op deze vraag een antwoord probeerden te bieden maken ze Reynebeaus omschrijving meer dan waar. Omdat alle leden van het schepencollege gelijklopende antwoorden gaven, citeer ik enkel de respons van onze burgemeester zelf: “Een Aalstenaar is een correct iemand, rechtlijnig ook, soms zacht maar soms ook ongenadig hard. Rechttoe rechtuit. Het grootste volksfeest van het land is daar een sprekend voorbeeld van. Spot en satire, maar ook ernst en broederlijkheid. De creativiteit van de Aalstenaar staat open voor durf en innovatie, het chauvinisme voor behoud en fierheid. De ‘leukste bende van Vlaanderen’ woont dus in Aalst.”
Dat er in Aalst een behoorlijk aantal rechtlijnige rechttoe, rechtuit individuen rondlopen betwijfel ik geenszins, maar natuurlijk niet meer of minder dan eender waar dan ook. Maar soms neemt die rechtlijnigheid hier wel zeer bijzondere vormen aan. Zoals op de recente revue van de Prinsengarde, een vereniging van gewezen carnavalsprinsen die op geregelde tijdstippen een voorstelling in elkaar boksen bestaande uit in het dialect uitgevoerde liedjes en sketches. Platvloerse humor en sentimenteel chauvinisme zijn nooit ver weg bij dit evenement, maar hoogtepunt dit jaar was een nummer getiteld “Oilsjt, Matongé oon den Denjer”. Een lied met een tekst die bulkt van vreemdelingenhaat en die door het publiek zo fel werd gewaardeerd dat het er een naar verluidt staande ovatie voor overhad. Dat men dergelijke hatelijkheden opvoert in zaal ’t Vlaams Leeuwken tijdens het jaarlijkse eetfestijn van het Vlaams Belang lijkt mij evident, maar dat het ongecontesteerd op een podium van een Cultureel Centrum kan roept wel een paar vragen op.
Tijdens dit evenement zal zowel op het podium van De Werf als in het publiek, het gehalte aan typisch Aalsters DNA, in de veronderstelling dat er zo iets bestaat natuurlijk, ongetwijfeld zeer hoog geweest zijn. Want hoe populair dergelijke voorstellingen ook mogen zijn, ze zijn enkel geschikt voor lokale consumptie en worden gesmaakt en bezocht door louter Aalstenaars. Net zoals het publiek op de staantribunes van Eendracht Aalst trouwens, waar de spreekwoordelijke harde kern van supporters elke week het beste van zichzelf geeft door gekleurde tegenstanders met racistische spreekkoren te begroeten, en waarvoor de ploeg recent nog werd veroordeeld. Voor wie een beetje vertrouwd is met het lakse beleid van de Belgische Voetbalbond ter zake, spreekt deze veroordeling boekdelen. Kan op basis van het voorgaande dan niet met evenveel stelligheid worden beweerd dat het Aalsters DNA ergens een gen moet bevatten dat niet de broederlijkheid maar juist de onverdraagzaamheid tussen mensen bevordert?
In de omschrijvingen van het college wordt steeds de nadruk gelegd op de creativiteit, spot en satire van de Aalstenaar. Die eigenschappen zouden best tot uiting komen in “ons grote volksfeest”, dixit de burgemeester zelf. Oh ja, denk ik dan en wat is er dan loos met de Aalstenaars die dat grote volksfeest de rug toekeren en liever winterse oorden opzoeken? Missen die allemaal die specifieke genen waarvan sprake? Wat is er creatief aan het optuigen van een afgedankte brandweerwagen met een geluidsinstallatie annex lichtshow en daar dan 3 dagen lang rond te hangen? Waar is de creativiteit gebleven bij de horecabazen die hun zaak liever uit- dan aankleden of erger zelfs gewoonweg sluiten tijdens ons grote volksfeest? Waarom zijn de zo geroemde spot en satire tijdens de stoet enkel nog te vinden bij losse groepen? Waarom slagen de stadsdiensten en de Aalstenaars die ze bevolken er niet in om het centrum de feestelijke aanblik te geven die ons grote volksfeest past? Missen al die Aalstenaars die zo overduidelijk niet aan de eerder aangehaalde criteria voldoen dan toch dat stukje Aalsters DNA?
Natuurlijk niet is het enig mogelijke antwoord hierop. De gemiddelde Aalstenaar is niet meer of minder creatief, ernstig, correct, rechtlijnig, zachtmoedig, hard of leuk dan om het even wie die niet met een identiteitskaart kan pronken waar Aalst als geboorteplaats staat aangeduid. Het spreekt vanzelf dat er Aalstenaars te vinden zijn die één of meerdere van die eigenschappen mogen claimen, maar er zijn er evenveel te vinden die dat niet kunnen. We hebben allemaal onze kwaliteiten en gebreken ongeacht onze fysieke eigenschappen, afkomst, religie etc..Daarom is er gelukkig zoiets als De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens die uitgaat van gelijkwaardigheid en niet van gelijkheid. Mensen zijn nu eenmaal niet gelijk, maar wel gelijkwaardig en niet omgekeerd zoals sommigen die zich gewoonlijk aan de rechterzijde van het politieke spectrum ophouden weleens beweren. Het is dan ook geen toeval dat vooral zij de Universaliteit van deze Verklaring af en toe in twijfel trekken zoals Peter De Roover enkele dagen geleden nog deed. En voor hen die nu volgens de tradities van dit debat opwerpen dat er voor rechten ook plichten bestaan, kan het hier volstaan dat ze dan maar eens moeten nadenken over een Universele Verklaring van de Plichten van de Mens of iets in die aard.
De verwijzing naar het al of niet bezitten van dat Aalsters DNA heeft uiteindelijk ook een ranzig kantje. Hoe men het ook bekijkt houdt het een uitsluiting in op basis van het al of niet imaginaire bezit van bepaalde eigenschappen. Ik heb wat jij niet hebt en daarom ben ik anders en beter dan jij. Het is niet wat mensen verbindt dat telt, maar wat mensen van elkaar onderscheidt. Identiteit is iets wat je hebt, enig en onveranderlijk, iets dat zeer moeilijk zo niet onmogelijk te definiëren is, maar waar in elk geval niet kan aan getornd worden. Het is verder ook onzin te beweren dat een bepaalde gemeenschap een unieke identiteit zou hebben, iets zoals “de leukste bende woont in Aalst” of “de charmantste stad van België”. En nog gevaarlijker is de bewering dat eenieder die niet tot die identiteit hoort, het risico loopt uitgesloten te worden van bepaalde voorzieningen, subsidies of beleidsinitiatieven zoals Karim van Overmeire, Schepen van godbetert Europese en Internationale Samenwerking, meende te moeten stellen.
Voor een burgemeester en een schepencollege van stand zou het moeten volstaan zich te beperken tot de controleerbare merites van het gevoerde beleid om de stadsgenoten te overtuigen, in plaats van pseudowetenschappelijke, naar identiteit verwijzende onzin als hoeksteen voorop te stellen. Anders gezegd, de gemeenschap verbinden in plaats van te deconstrueren. Opletten daarmee jongens zou ik zeggen. Het is misschien wat overdreven en ik ben er nog nooit één bezocht maar van horen zeggen weet ik dat ergens aan de ingang van een voormalig concentratiekamp een citaat van Primo Levi hangt, zelf een ex-gevangene, dat vrij vertaald zegt: “Het is ooit gebeurd, dus het kan nog eens gebeuren”.
Discussions — No responses yet