Handvest

Het imago van een stad, een onderneming of een individu wordt in belangrijke mate bepaald door de manier waarop die zich gedraagt naar buitenstaanders toe. En in het algemeen is de nagelaten indruk na het eerste contact bepalend voor de verdere perceptie. In het bedrijfsleven, waar men al zeer lang het cruciale belang van een goede reputatie heeft begrepen, is het gebruikelijk dat elke zichzelf respecterende onderneming een welomlijnd handvest vastlegt, waarin zowel de te volgen commerciële politiek als een morele leidraad voor de werknemers wordt omschreven. Is het dan in deze rechts liberale tijden, waar men al wat voor een privé-onderneming lijkt te werken ook naar de samenleving wil extrapoleren, geen goed idee dat een stadsbestuur een vergelijkbaar handvest met een duidelijk leidraad voor haarzelf en de ambtenaren zou opstellen?

Op de eerste dag van mijn professionele loopbaan kreeg ik in het bedrijf waar ik 42 jaar lang menige broek heb versleten, een boekje in de hand gedrukt waarin de “Company Policy”, de 10 geboden van het bedrijf als het ware,  omstandig werd uitgelegd. Nu laat ik in het midden of die code ten tijde door iedereen slaafs werd opgevolgd, maar voor mij was het in elk geval toch een soort van permanente leidraad die mij een aantal keren voor professionele misstappen heeft behoedt, en die mij er quasi permanent aan herinnerde dat ik ook als een soort uithangbord voor dit bedrijf fungeerde en als dusdanig een morele code hoog te houden had. Voor een stad is het zowel  de kwaliteit van haar bestuursploeg zowel als gedrag en houding van het ambtenaren bestand die bepalend is voor dat imago. En we weten allemaal dat het imago van deze stad historisch gezien, nooit hoge ogen heeft gegooid. Je zou dan ook kunnen veronderstellen dat er als onderdeel van het bestuursakkoord tussen de coalitiepartners een “bedrijfspolitiek” is afgesproken, een lijst van goede voornemens als het ware en hoe die waar te maken, die dat imago op korte of middellange termijn zou kunnen optillen. In de veronderstelling dat dergelijk plan ook op één of andere manier aan de burgers van deze stad zou kenbaar gemaakt worden, heb ik mij de voorbije dagen het pleuris gezocht op de website van de stad, maar de oogst oogt mager. In de “Krachtlijnen van het meerjarenplan” goedgekeurd in juni 2013 staat “elke Aalstenaar heeft in zijn contact met de stadsdiensten recht op een VIP-behandeling” en wat verder is het “de ambitie om inzake de  tevredenheid van de inwoners over de dienstverlening in de komende 6 jaar op te klimmen tot de top van de Vlaamse centrumsteden” en dat is het zowat. Hoe men denkt die ambitie waar te maken wordt  in de rest van de tekst niet verduidelijkt. Dat er dus werk aan de winkel is wordt zeker onderkend, maar hoe men dat probleem gaat aanpakken is een ander paar mouwen. Zonder leidraad of welomlijnde actiepunten kan men er van uitgaan dat er maar wat aangemodderd wordt, wat mag blijken uit volgende op persoonlijke ervaring gestoelde voorbeelden.

Een tijd geleden kwam ik in contact met Lola Lasurt Bach, een jonge kunstenares pas afgestudeerd aan het gerenommeerde HISK te Gent, de meest toonaangevende hogeschool voor schone kunsten in België. Dat ze wel iets in haar mars heeft mag blijken uit het feit dat ze dit jaar één van de 10 genomineerden was voor de prestigieuze “Young Belgian Art Prize”. Lola werkt vooral rond nostalgie naar het verleden, emancipatie en folklore en in die optiek wou ze wel wat meer weten over ons Carnaval. Na een rondleiding in ons Carnavalmuseum groeide het idee om wat te doen rond een paar 8 mm filmpjes over Carnaval net na WOII die je daar permanent kan bekijken, en die op haar een grote indruk maakten. In onderling overleg zet ik één en ander op papier en stuur dat naar Mevr. Uyttersprot, onze Schepen van Cultuur, met de vraag of de stad eventueel geïnteresseerd zou kunnen zijn om rond dat idee met deze kunstenares samen te werken. Ik had beter moeten weten want het resultaat, dat laat zich raden, is natuurlijk nul. Wat te voorzien en te verwachten was in deze stad waar cultuur nog altijd synoniem is voor het leggen van een bloemtapijt op het kerkplein van Moorsel, het aankondigen van het zoveelste schlagerfestival of de voorstelling van de kandidaten prins Carnaval. Elk voorstel dat de pretentie heeft de banaliteit te overstijgen heeft op onze dienst Cultuur waarschijnlijk dezelfde uitwerking als het loslaten van een vossenfamilie in een kippenkwekerij, sauve qui peut..Tenminste daar ga ik van uit, want tot op de dag van vandaag heerst er stilte op het kabinet van de schepen en heb ik tot nu toe geen enkele bevestiging van ontvangst gekregen noch een melding van een bespreking, of een positieve of negatieve appreciatie van het voorstel in kwestie.  Nu weet elke echte Aalstenaar wat het is om decennia lang geleid te worden door mensen uit een overwegend agrarisch milieu, maar zelfs van boeren mag men een minimum kennis van de elementaire omgangsvormen verwachten. In goed Nederlands omschrijft men dergelijk handelen als onbeschoft en tot zover “de VIP behandeling waar elke burger recht op heeft”.

Geen alleenstaand geval zo mag blijken uit een ander voorbeeld, want ongeveer rond dezelfde periode word ik, op vraag van een stadsdienst nota bene, verzocht om een idee rond Carnaval waar ik al jaren mee rond zeul, maar waarvan ik de realisatie ondanks meerdere mondelinge beloftes van schepen en vorige en huidige burgemeester al lang had opgegeven, nogmaals ter bespreking op papier te zetten. Eindresultaat, idem dito, m.a.w. geen bevestiging van ontvangst of enig spoor van positieve of negatieve appreciatie. Nu kan ik best begrijpen dat ik als auteur van dit en andere schrijfsel niet in de bovenste schuif van onze burgervader of één van zijn schepenen lig of dat een idee van mij niet noodzakelijk als incontournable moet worden aanzien. Naar verluidt wordt onze burgemeester zelfs met grote regelmaat door een lichte onpasselijkheid overvallen na het lezen van één van mijn blogs, maar daar komen we bij een andere gelegenheid wel op terug. Die persoonlijke appreciatie of eerder het gebrek er aan, neemt echter niet weg dat ik en bij uitbreiding elke Aalstenaar die de moeite doet om een of ander voorstel te doen, hoe gek of onuitvoerbaar het ook moge zijn, recht heeft op een simpel antwoord waarin bevestigd wordt dat men van het voorstel nota heeft genomen en, als het even kan, welk gevolg er zal aan gegeven worden. Dat moet niet noodzakelijk in allerlei beleidsplannen als dusdanig verwoord worden, want dat is een kwestie van elementaire beleefdheid die zelfs een jongen opgegroeid in de Bergemeersen zoals ikzelf heeft aangeleerd. Het bij herhaling niet naleven ervan is geen nalatigheid of onoplettendheid maar duidt op een diepgeworteld misprijzen voor diezelfde burger. Navraag leert inderdaad dat het negeren van voorstellen, klachten of simpelweg meldingen van burgers hier eerder regel dan uitzondering is, want meerdere vrienden en kennissen hadden vergelijkbare ervaringen. Er zal dus nog wat water door de Dender stromen voor de dienstverlening in Aalst zal opklimmen naar de top van de Vlaamse centrumsteden en dan heb ik het niet over de ambtenaren zelf, want die doen voor zover ik kan oordelen hun werk naar behoren.

Dat het ook anders kan bewijst trouwens een andere ervaring, deze keer met het kabinet van Mevr. Van de Steen. Recent nam ik op vraag van een paar buren, telefonisch contact op met haar diensten op i.v.m. een storend probleem in het Aalsterse Stadspark. Details doen hier niet ter zake, maar een paar uur later kreeg ik van haar een mail ter bevestiging van mijn melding en liet ze me terzelfdertijd weten dat het probleem haar bekend was en er aan een oplossing gewerkt werd. Nog wat later gevolgd door een mail van de betreffende dienst met bijkomende uitleg, dat alles nog op dezelfde dag. Kijk, ik ben het niet altijd met deze schepen eens, maar als het goed is mag het ook gezegd worden. En natuurlijk moet het niet altijd zo snel gaan, maar van een stadsbestuur dat zich met regelmaat laat voorstaan op haar openheid en respect voor de mening van de burger, verwacht ik wel dat elementaire beleefdheidsvormen worden nageleefd. Moraal van dit verhaal is dat “ons Anneken” en haar administratie een dikke pluim verdienen en voor de anderen past enkel de roe en hoop op beterschap.

Discussions — No responses yet