De lange, lange lijdensweg van een affiche (bis)

Precies een jaar geleden nam ik in deze kolommen de jaarlijkse verkiezing van de carnavalsaffiche als voorbeeld voor de inadequate en oubollige organisatorische omkadering van het Aalsterse carnaval. Dat het Feestcomité bij die gelegenheid en niet voor de eerste keer, een bijzonder warrige en informatief waardeloze affiche als beste inzending verkoos noemde ik toen een symbool voor de “intrinsieke incompetentie (van dit gezelschap) en het  onvermogen om een leidende rol te spelen in de organisatie van onze “vastelauved” en alles wat daarmee verband houdt.” Vandaag zijn we een jaar verder en met het winnende ontwerp van dit jaar voor ogen, lijkt het Feestcomité haar uiterste best te hebben gedaan om die indruk enkel maar te bevestigen.

Het verdriet van Boon

Net als elke Vlaamse stad van betekenis kan ook Aalst prat gaan op en aantal individuen die hier geboren zijn en die in de loop der geschiedenis een  of andere markante rol hebben gespeeld. Dirk Martens, Pieter Coecke, Valerius De Saedeleer, Priester Daens deden dat in een ver en niet zo ver verleden. Maar ook Aalstenaars van meer recentere datum zoals Louis-Paul Boon, Lucas Vander Taelen, Sophie De Schaepdrijver en Patrick Van Caeckenbergh zijn bekende namen. Frappant is dat zij allen op Boon na, onze stad vrij vroeg zij het om uiteenlopende redenen en al dan niet gefrustreerd, de rug hebben toegekeerd om elders hun talenten te ontwikkelen. Boon bleef deze stad altijd trouw, al was het dan vanuit zijn bungalow in Erembodegem. Meer zelfs, want Aalst fungeert niet zelden hetzij rechtstreeks ofwel amper vermomd als anonieme fabrieksstad, als achtergrond in tal van zijn meesterwerken, waardoor onze stad zij het dan niet om haar mooie plekjes, toch enige renommee verwierf. Edoch, ondank is ook hier s’ werelds loon want ondanks zijn verknochtheid aan stad en streek heeft Boon tot  vandaag hier nooit het eerbetoon mogen ontvangen dat hem op basis van zijn verdiensten toekomt. Meer zelfs, het lijkt er sterk op dat men de mens Boon samen met zijn literair-artistieke erfenis eigenlijk liever kwijt dan rijk is.

Politieke moed

Ons Schepencollege  bestaat stuk voor stuk uit best aimabele mensen. Een aanhef die de  trouwe lezer misschien vreemd in de oren zal klinken gezien de doorgaans kritische toon die in deze kolommen  ten aanzien van ons stedelijk beleid wordt gevoerd, maar ik heb er geen enkele moeite mee om er van uit te gaan dat elke schepen oprecht zijn/haar best doet om deze stad vooruit te helpen in de vaart der volkeren. Alleen de manier waarop dat beleid doorgaans wordt geconcretiseerd of in de media wordt verdedigd, doet mij regelmatig de wenkbrauwen fronsen. Zo verslikte ik mij recent in de matinale koffie toen ik las dat Schepen De Coninck in de krant verklaarde dat het plaatsen van een als kunstwerk vermomde  fietsenstalling aan het Nieuw Administratief Centrum, samen met dwarsliggers, neuzekes en andere recent opgesmukte speelpleinen, toonbeelden zijn van politieke moed. Nu wil ik onze beleidsmakers veel goede bedoelingen, sympathieke karaktertrekken en de nodige morele deugden toebedelen, maar tot mijn spijt maakt politieke moed daar onder geen enkel beding deel van uit.