Weg is weg…

In mijn vorige blog had ik het o.a. over het gebrek aan respect van de Aalsterse politici voor ons industrieel erfgoed.  Die stuitende onverschilligheid loopt als een rode draad door onze lokale geschiedenis en resulteert vandaag  in een onherroepelijke verlies aan historisch patrimonium. Voor deze van overheidswege georganiseerde kaalslag geldt enkel “weg is weg”  en wat werd afgebroken leeft enkel nog voort op oude postkaarten en in het geheugen van senioren. Gelukkig zijn er er nog Aalstenaars als Jan Louies, stadsgids, expert in de Aalsterse geschiedenis en levend geheugen van deze stad, die zo vriendelijk was op mijn verzoek in te gaan om het voornaamste verloren industriële erfgoed te omschrijven. Lees verder en ween…

Aalst is niet voor niets de hoofdstad van Carnaval, het feest van de omkering der waarden en waar je voor drie dagen diegene kan zijn die je in het gewone leven nooit worden zal of zou willen zijn. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat in deze stad systematisch afgebroken werd wat waardevol was, en datgene in stand wordt gehouden wat volgens elke logica al lang uit het centrum moest verdwenen zijn, in casu de Tereos site, beter bekend als “Den Amylum”. Een industriële site in het hart van een stad, op tweehonderd meter van de Grote Markt en op vijftig meter van het Cultureel Centrum is ondenkbaar in elke andere zichzelf respecterende Europese stad, maar hier kan het nog. Meer zelfs, er wordt jaar na jaar nog bijgebouwd. Aalstenaars troosten zich al jaren met de dooddoener “het is zo lelijk dat het schoon wordt”, maar ze dwalen want in dit geval blijft lelijk onder alle omstandigheden even lelijk. Maar genoeg geklaagd van mijn kant…geven we het woord aan Jan Louies die dat minstens evengoed kan en met meer verstand van zaken…

De Filature du Canal aan de Werf sloot als een der laatste grote textielfabrieken de poorten in 1969. De Post nam er haar intrek in, maar later kwam de fabriek leegte staan, te verkommeren, tot er plots beweging in het dossier kwam. De restanten van het allereerste gebouw uit 1857, de machinekamer, eens hart van de fabriek, de hallen met de typische sheddaken en het robuuste naoorlogse voorgebouw van de Filature du Canal (Joliës zoals de loonslaven de textielfabriek van J.B. Jelie noemden) sneuvelden zonder degelijk te onderzoeken of ze eventueel niet industrieel-archeologisch interessant waren. ‘Je kan niet alles houden’ was de commentaar van de lobbyisten en de politici die het toen voor het zeggen hadden in Aalst, wanneer hun bedisselde plannen uitlekten. Bref, de spinnerij uit 1911 aan de Vaartstraat werd tenminste behouden.
Ontwerper Christian Kieckens noemde zijn masterplan voor de stationsomgeving ‘Filatures and Urban Fabrics’. ‘Stedelijk weefsel’ betekent dit laatste; maar fabrics is ook de Engelse term voor textiel en bovendien een woord dat vooral aan fabriek doet denken.
De kleurige panelen die op de gevels van de nieuwbouw op de site van de Filature prijken, verwijzen naar repen stof zoals die van de continu’s, de reuzengrote weefmachines, rolden. Maar ondanks deze knipoogjes naar het vergane wil men blijkbaar dat textielverleden, met al zijn miserie en onrechtvaardigheid, snel vergeten. Rest ons inderdaad enkel nog ‘Postsite’. Fantasieloze naam.
En de eerste zin uit De Kapellekensbaan, die onderaan de St.-Annabrug moest oplichten telkens ze opgedraaid wordt? In ’t water gevallen! Te duur, geen geld verspillen aan literatuur, en zeker niet aan een pennenvrucht van dat ‘vuil schrijverke’ L.P. Boon. Dat ze er in Antwerpen, waarnaar Jan De Lichte ook al verbannen werd, ergens een brug mee versieren!

Omstreeks 1980 beloofde toenmalig schepen Jan De Neve het oudste stuk van ‘Kapiteintjes’ achter het herenhuis aan het Keizersplein, te willen behouden en restaureren. De fabriek stamde uit het prille begin van de onderneming, omstreeks 1840 en had de typische architectuur van die tijd: zware eiken moerbalken, steunend op gietijzeren palen en dikke muren met ronde bogen bovenaan de ramen, want ijzeren lateien, die in latere periodes de muur boven de ramen zouden steunen, waren er nog niet. Het interessante gebouw verkommerde… en ruimde plaats voor een nieuwbouw.

Ook de recentere gebouwen (met recent bedoel ik 1890),  verkommerden. De Keizershallen zoals oudere Aalstenaars ze nog kennen waren dat, want je kan een stedelijk infrastructuur beter naar Napoleon noemen dan bij voorbeeld naar Jan Bijl, de syndicalist die bij ‘Kapiteintjes’ ‘zijnen kassaart’ kreeg. De ruime zalen van de voormalige weverij, met hun ritmiek van gietijzeren palen die de zaagtanddaken steunden, maakten in 2002 plaats voor een openluchtparking. De ‘Kapiteintjesstraat’ is het enige dat nog herinnert aan de fabriek der gebroeders Van der Smissen.

Even verder, in de tuin als het ware van brouwer De Gheest, stond nog een zeer oud stukje van zijn brouwerij, met een pannendak, smalle venstertjes en een ‘nieuwe’ voorgevel uit het interbellum. Bewaren? Aanzetten tot herwaarderen? Neen! Verplichting tot afbraak, want de scheefgezakte zijmuur was een gevaar voor de buren. En de voorgevel, waarachter nu een carnavalswinkel schuilt? Een kitscherige replica van het origineel werd… door de stad opgelegd.

Toen Tupperware vertrok uit deze grote gewezen textielfabriek van Roos, Geerinckx en De Naeyer aan de Zwarte Hoek, kwamen er bouwheren die toch wat oog hadden voor industriële architectuur. Een hal met futuristische sheddaken en een grote dubbele loods krijgen een nieuw leven en een hoekje met een zaagtand-dakstructuur verdwijnt niet helemaal. Maar het typerende gebouwtje van de stoommachinekamer (ik heb het al gezegd, het hart van de fabriek,waarop de eigenaar fier was, maar door stakers kon worden stilgelegd zodat de hele fabriek lam lag) stond net niet op de bouwlijn van het geplande complex en over het eventueel behoud ervan werden niet veel woorden vuil gemaakt.

Machinekamer Roos - Geerinckx - De Naeyer

Machinekamer Roos – Geerinckx – De Naeyer

Een andere zeer oude textielfabriek was die van Cumont, achter zijn herenhuis van het Keizersplein gebouwd aan het Kalfstraatje. Een fraaie gevel, die uitzicht gaf op de tuin van Cumont, torste nog steeds het oude zadeldak en het gebouw stond dan ook op de lijst waardevolle gebouwen, die door de Aalsterse gemeenteraad was goedgekeurd. Oei, toch overgekeken toen een sloopvergunning aangevraagd werd om een nieuwbouw te realiseren. Verwarring met het adres, Kalfstraat, Kanunnik Colinetstraat, waar staat het gebouw eigenlijk… Oei, we zullen in het vervolg misschien kadasternummers bij de gebouwen van onze lijst zetten…. De oude fabriek van Cumont, die al lang bestond voor hij fusioneerde met de FFR… is dan ook geruisloos verdwenen.

De vrij imposante fabriekspoort van La Georgie in de doodlopende Gheeraerdsstraat naast de spoorweg aan de Denderstraat staat er wat ontzield bij. Het bijhorende portiershuis links ervan verdween immers op een blauwe maandag, samen met de fabriekshallen erachter.

Van de FFR aan de Tragel zijn misschien nog het meeste gebouwen overeind gebleven. Er zijn zelfs ondernemers die het initiatief tot opknappen van bepaalde delen willen nemen. Maar ze mogen niet. Er moet eerst een soort masterplan komen. Zijn belangengroepen misschien aan het lobbyen om schoon schip met al die oude brol te maken?

De fabriek van De Wolf-Cosijns was voor één keer geen textielfabriek, maar wel de oudste fabriek van Aalst (althans tot haar verdwijnen in 2002): Mouterij De Wolf-Cosyns. Op de twee sites werden stukken erfgoed behouden. Aan de Denderkaai bleef het graanmagazijn zelfs volledig bewaard. Bij De Wolf heette de site tot bij de sluiting ‘Den Dam’, naar de oude benaming van De Fr. De Wolfkaai. Nu heet het ’Residentie De Wolf-Cosyns’; hier loochent men het verleden niet. Aan de Arbeidstraat bleef de muur van het graanmagazijn (jaren 1870) bewaard, evenals een iets jongere gevel van het oude moutmagazijn. Die zal echter ontdaan worden van het typische schrijnwerk (de poorten en de klapluiken in het groen van de firma) en zonder functie als een vrijstaande, gestabiliseerde ruïne voor een nieuwbouw ‘pronken’. Waar rechts ervan een andere oude gevel gesloopt werd, komt een doorgang naar het binnenplein van het wooncomplex. Maar het stukje muur dat in 1906 voor de ingang gemetseld werd toen de Arbeidstraat aangelegd werd, was blijkbaar belangrijker en blijft de oorspronkelijke laadruimte tussen graan- en mouterij afschermen. Dat hier de toegang naar het binnenplein niet gemaakt werd, is een gemiste kans om de oude gevels opnieuw te laten vertellen over de fabrieksstructuur van de onderneming. Het wooncomplex heet De Mouterij. Toch weer een verwijzing naar de vorige, industriële bestemming … maar welke Aalstenaar sprak nu van de mouterij? De(n) Ast was het, maar dat zal wel een te volks alternatief geweest zijn…

De Wolf-Cosijns

De Wolf-Cosijns

De oude Handelsschool in de Nieuwstraat was gevestigd in de voormalige, 19de-eeuwse hopmagazijnen van Frans Moyersoen, een der voorvaderen van de bekende Aalsterse familie. Paardenstallen, herenhuis met torentje, orangerie, hooi- en hopzolders die tot tegen het (ook gesloopte) Keizershof kwamen … Het verdict viel tijdens een werkbezoek onder leiding van de architect die de nieuwbouw mocht zetten: waardeloze, verkrotte koterijen, weg ermee! Een reuzen schoendoos voor een grote winkelketen kwam in de plaats.

‘t Zavelken
Om te besluiten wil ik nog even de modernistische toegangspoort van de gemeenteschool ’t Zavelken in Erembodegem vernoemen. De Erembodegemse architect Lievens tekende het ontwerp met het opschrift BEWAARSCHOOL in mooie art deco-letters, gezet in het merkwaardig Belgische procédé van Cimorné: gekleurde glasschilfertjes in cement gevat. Ik denk niet dat er in heel België nog zo een mooi voorbeeld van deze werkwijze te vinden is. De muur stond wel bouwvallig, maar dat kan enkel de opeenvolgende gemeentebesturen van Erembodegem en later Groot Aalst verweten worden. De directie van het schooltje vroeg om een likje verf voor de poort, en een poos later was heel het bouwwerk… weg. Laten verkommeren en dan afbreken om alweer eens een stadskanker op te doeken, het is een oud verhaal.

Tot zover Jan’s relaas waarvoor dank, met dien verstande dat deze lijst niet volledig is voor wat het verloren gegane industriële erfgoed betreft en er zelfs niet gesproken wordt over de waardevolle gebouwen in privé bezit die in de loop der jaren verdwenen of “verbouwd” zijn. Misschien een idee voor een volgende aflevering van ons verhaal..

Discussions — No responses yet