Welkom

Zagen en klagen, het zit in het bloed van elke Aalstenaar. Bij mij is het niet anders. In deze blog  wil ik kritisch kijken naar onze stad  en waar mogelijk zelfs enige discussie op gang brengen. Niet dat ik deze stad ooit zou kunnen haten of de rug toekeren zoals zoveel van mijn meer talentvolle vrienden in het verleden hebben gedaan. “Ma place est ici, j’y suis, j’y reste”.   Maar ik heb deze stad  waar ik heel mijn leven heb doorgebracht, mén ienig Oilsjt, lief. Weliswaar niet onvoorwaardelijk, maar eerder zoals een ouder met liefde naar zijn kind kijkt in de wetenschap dat het nooit een hoogvlieger zal worden. ‘Nen Oilsjteneer’ kan niet verdragen dat anderen slecht over zijn stad zeggen, daarom moeten we het af en toe zelf doen.

Ik ben Jacquy De Pauw, niet geboren maar wel getogen Aalstenaar sinds 1955. Ik groeide op “ oever ’t wooter”, in een petieterig textielfabriekje op het einde van de Bergemeersenstraat, in die tijd ook wel een beetje het einde van de wereld. Mijn grootvader was er tegelijkertijd meestergast en conciërge en mocht daardoor samen met mijn grootmoeder de conciërgewoning betrekken. Mijn moeder was een mooie, frivole jonge vrouw die mij – kind van een onbekende vader – tot ieders tevredenheid graag aan de zorgen van haar ouders toevertrouwde.

In die arbeidersbuurt die in hedendaags jargon eerder oneerbiedig als sociaal kerkhof zou worden omschreven,  had ik een meer dan gelukkige jeugd. Aan het eind van een zo goed als autovrije straat, juist over het brugje van de toen nog propere Molenbeek en met omzeggens niets dan natuur tussen ons fabriekje en het Stadspark enerzijds en het Beukenhof anderzijds, kon ik mij samen met tientallen kinderen uit de buurt van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat ongestoord uitleven. Kinderen van vandaag weten niet wat ze missen..

Eind jaren ’60 ging het fabriekje dezelfde weg op als zoveel andere textielbedrijfjes. Het werd failliet verklaard. Een conciërge voor een leegstaand fabrieksgebouw leek de curatoren zinloos en we moesten ons huis verlaten. Daarna begon een lange omzwerving in en rond Aalst. Grootvader werd zwaar ziek en overleed kort na de sluiting . Grootmoeder kon moeilijk ergens anders aarden. Haar voortdurende ontevredenheid met elke nieuwe woning die we betrokken bracht ons in relatief korte tijd naar de Leopoldlaan, een chalet in Vlierzele en vandaar terug naar Aalst in achtereenvolgens de Vooruitzichtstraat, de Korte Lindestraat, Hertshage, Koolstraat om uiteindelijk  haar laatste bestemming te bereiken in de Vilainstraat.  Ik heb de stad Aalst dus wel gezien, kan je stellen. Gelukkig is al dat verhuizen verleden tijd en kijk ik al meer dan 30 jaar, honkvast en met grote tevredenheid uit op ons magnifiek Stadspark.

In al die jaren heb ik de stad gestaag zien veranderen en dat was alles bij elkaar genomen geen prettige ervaring. De groene buffer tussen stad en platteland waar ik mijn jeugdjaren sleet is volledig verdwenen. In de eertijds met poelen en beken doorsneden bosjes en weiden staan er vandaag garages en grootwarenhuizen, elkaar overtroevend in schreeuwerige lelijkheid. In de stad zelf moesten talloze leegstaande maar op zichzelf waardevolle industriële gebouwen plaats ruimen voor nietszeggende woonblokken of winkelcentra. Qua wegeninfrastructuur werd er weinig of niets geïnvesteerd om de steeds toenemende verkeersdruk op te vangen.  Door het belabberde bestuur van de laatste decennia verloor Aalst steeds verder terrein ten opzichte van andere centrumsteden, en dat ontging de modale Aalstenaar niet. Nergens hebben de inwoners zo weinig vertrouwen in het stadsbestuur als in Aalst concludeerde de Stadsmonitor, een studie  van de Vlaamse regering, in 2006.  Vandaag is dat waarschijnlijk niet anders.

De massale onvrede kwam brutaal aan de oppervlakte toen het Vlaams Belang in de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 uit het niets 23% van de stemmen binnenhaalde. Die uitslag bleek op een bepaalde manier een godsgeschenk. In Brussel schoot men wakker en dossiers die al jaren onderaan de prioriteitenlijst bengelden bij gebrek aan lokale politieke slagkracht, werden nu van onder het stof gehaald en in versneld tempo uitgevoerd. Pleinen werden heraangelegd, en bruggen en straten vernieuwd in het kader van een algemeen mobiliteitsplan. De stadsdiensten kregen een nieuw administratief centrum  en talrijke andere grote infrastructuurwerken staan in de startblokken.

Aalst zou Aalst echter niet zijn mocht een en ander in realiteit niet geheel aan de verwachtingen voldoen. Sommige pleinen verloren het laatste restant aan gezelligheid en werden ondanks de alomtegenwoordige uniforme fonteinen herschapen in betonnen woestijnen.  Tegen alle regels van de moderne stadsontwikkeling in kwam er in het centrum een ondergrondse parking, aangelegd op honderd meter van het grootste bovengrondse parkeerterrein in Vlaanderen. Het mobiliteitsplan waar al jaren wordt naar verwezen als absolute oplossing voor de dagelijkse verkeersknoop, heeft tot hier toe niets opgeleverd.  Aalst is en blijft de centrumstad in Vlaanderen waar je verhoudingsgewijs het langst in de file staat. Het nieuwe administratieve centrum, weliswaar niet van het lelijkste wat hier de laatste jaren werd gebouwd, blijkt mogelijks op een financiële strop voor de stad uit te draaien. De lijst aan hele en halve mislukkingen blijkt eindeloos lang en oogt in elk geval indrukwekkender dan de schamele successen.

Al die ellende en miskleunen zouden toch moeten uitmonden in een stortvloed van geschreven of gesproken protest, zou je kunnen denken.  Niets is echter minder waar. Na het verdwijnen van “Vies Oilsjt” de kritische stadskrant uit begin jaren ’80 is er niets meer verschenen dat die naam waardig is. De politieke oppositie werpt vandaag net zo min enig tegengewicht in de schaal. Reeds lang sluimerende interne conflicten deden de socialistische partij uiteen spatten na de laatste gemeenteraadsverkiezingen. Een deel sloot zich aan bij de huidige meerderheid alhoewel dat mathematisch gesproken niet nodig was, en werpt dus politiek gezien geen enkel gewicht in de schaal. De rest, ontdaan van hun twee belangrijkste kopstukken en een deel van de voordien al uitgedunde socialistische achterban, belandde in de oppositie. De lokale afdeling van Groen, die andere partij waar je enig kritisch weerwerk zou kunnen van verwachten, wordt zelfs door hun eigen partijleiding niet serieus genomen laat staan dat iemand in Aalst er wakker zou van liggen. Het Vlaams Belang, de derde hond in het oppositionele kegelspel was voor de laatste gemeenteraadsverkiezingen al sterk verzwakt door het klassieke overlopen naar de N-VA en verloor ondermeer daardoor meer dan de helft van haar zetels in diezelfde verkiezingen. Hoe dan ook, haar discours is, hoe kan het ook anders, nog rechtser en nog populistischer dan dat van de huidige centrum-rechtse meerderheid.

Ik ben ervan overtuigd dat een zwakke oppositie en een gebrek aan kritische beschouwingen vanuit de goegemeente het maatschappelijke debat niet ten goede komen. Daarom wil dit bescheiden initiatief een forum bieden aan eenieder die zich geroepen voelt om op basis van de hier door mij of door anderen gepubliceerde bedenkingen, dit debat een nieuw elan te geven. Deze pagina’s staan vanaf nu dus open voor eenieder die, niet anoniem uiteraard en op een respectvolle manier, van gedachten wil wisselen over hoe onze stad wordt bestuurd en evolueert.

U bent hierbij uitgenodigd…

Discussions — No responses yet